De Hugenoten
Op 3 mei 1629 ondertekende de Hugenotenleider en Franse edelman Henri du Rohan een akkoord met de Spanjaarden tijdens de Derde Hugenotenopstand tegen de katholieke Franse koning. Sinds de Reformatie waren de Hugenoten hun leven in Frankrijk niet zeker en werden er diverse godsdienstoorlogen gevoerd. Met behulp van andere protestante landen, waaronder Engeland, probeerden zij in de zestiende en zeventiende eeuw hun rechten te verdedigen.
Hugenotenleider Henri Du Rohan
Rohan werd in 1579 in het Franse Brittany geboren in een welgestelde adellijke familie. Op zestienjarige leeftijd trad Rohan in militaire dienst en was hij geregeld te gast op het hof van Hendrik IV. Tijdens zijn reizen door Europa werd hij benoemd tot ridder onder koningin Elizabeth I in Engeland en werd hij benoemd tot peetvader van Karel I, die koning van Engeland, Schotland en Ierland werd in de periode 1625-1649. Door zijn gegoede komaf en militaire en politieke verdiensten werd Rohan één van de belangrijkste gezichten van het Franse protestantisme in de zeventiende eeuw.
Hugenoten in Frankrijk
De Hugenoten waren al in de zestiende eeuw slachtoffer geweest van diverse godsdienstoorlogen in Frankrijk. De beroemde Bartholomeusnacht (1572) en de daaropvolgende periode had aan duizenden Hugenoten het leven gekost. In 1598 riep Hendrik IV het religieuze geweld een halt toe door middel van het Edict van Nantes. Hierin werd vastgelegd dat de Hugenoten vanaf dat moment vrijheid van godsdienst kregen.
Katholieken op de troon
Hendrik IV werd in 1610 opgevolgd door zijn negenjarige zoon Lodewijk XIII. Lodewijks moeder, de Italiaanse Maria de Medici, fungeerde als regentes in de periode dat haar zoon nog minderjarig was. Marie de Medici was naast Italiaans ook katholiek en onder haar leiding ontstonden er anti-protestante sentimenten in Frankrijk. De protestante Hugenoten probeerden enige jaren hun autonomie te behouden door eigen politieke en militaire instellingen op te richten, maar uiteindelijk nam de druk toe en ontstond er rebellie tegen de kroon.
Hugenotenopstanden
De oplopende spanningen die waren ontstaan door de anti-protestantse maatregelen, zoals het uitbannen van protestanten in bestuurlijke functies, leidden in 1620 tot de Eerste Hugenotenopstand. Bij een bijeenkomst van de Hugenoten in La Rochelle datzelfde jaar werd besloten dat ze hun rechten zouden verdedigen. Rohan werd aangewezen als leider en de rebellie tegen de kroon had als doel de onafhankelijkheid van de protestantse gemeenschap in Frankrijk. Na een tweejarige strijd rondom La Rochelle en Montpellier werd er een staakt het vuren afgekondigd door middel van het Verdrag van Montpellier, getekend door zowel koning Lodewijk XIII en Rohan.
Beleg op La Rochelle
Lodewijk XIII hield zich niet aan zijn woord en twee Hugenotenopstanden volgden: de tweede opstand was in 1625 en de derde opstand duurde van 1627 tot 1628. De derde Hugenotenopstand werd met behulp van de Engelsen gestart en leidde tot de onsuccesvolle Anglo-Franse oorlog (1627-1629). La Rochelle werd in deze oorlogsjaren belegerd door regeringstroepen en slechts een kwart van de bevolking van La Rochelle overleefde. Honger, ziekte en oorlog maakten duizenden slachtoffers onder de protestanten. Het beleg op La Rochelle leverde de koning een overwinning op zowel de Engelsen als de Hugenoten op en in 1629 werd de Vrede van Alais getekend. Het grondgebied en de politieke en militaire rechten werden afgenomen van de Hugenoten, maar de godsdienstvrijheid die het Edict van Nantes had vastgelegd, werd wederom ingevoerd.
Vlucht Hugenoten
Al tijdens de godsdienstoorlogen hadden grote aantallen Hugenoten Frankrijk verlaten en hadden zij hun heil gezocht in landen als Nederland en Engeland. De ogenschijnlijke godsdienstvrijheid die in de Vrede van Alais werd vastgelegd duurde tot 1685. Koning Lodewijk XIV ondertekende het Edict van Fontainbleau op 22 oktober 1685, hiermee werden de vrijheden van het Edict van Nantes opgeheven. Er werd opdracht gegeven voor de sloop van protestante kerken, protestante scholen werden gesloten en de Hugenoten werden onder druk gezet om zich te bekeren tot het katholicisme. In de daaropvolgende twee decennia ontvluchtten tussen de 200.000 en 1.000.000 protestanten Frankrijk.
De rol van Nederland
De Hugenoten vluchtten vaak naar de Nederlandse Republiek, omdat daar de meeste aansluiting bestond met hun calvinistische geloof. Ongeveer twaalfduizend vluchtelingen zochten hun toevlucht in Amsterdam, zodat rond 1700 zes procent van de Amsterdammers uit Frankrijk kwam.
Ook Zeeland was een toevluchtsoord, velen vonden hun heil in plaatsen zoals Groede en Sint Anna ter Muiden. Soms is er nog wat van de invloed van de Hugenoten te horen in de Zeeuwse taal. De dialecten hebben nog een aantal Franse leenwoorden, zoals het woord astrant, in het Frans ‘astreindre’, wat dwingen betekent. Ook in veel Zeeuwse familienamen is de Franse invloed zichtbaar.
In de zeventiende eeuw bestonden er al Waalse kerken waar in het Frans werd gepreekt en de Hugenoten sloten zich hier vaak bij aan. Deze kerken waren opgericht door Franstalige calvinisten die eerder al vluchtten uit de Zuidelijke Nederlanden (België, Luxemburg, Limburg en Noord-Brabant). Ook richtten de Hugenoten zelf nieuwe Waalse gemeenten op, bijvoorbeeld in Cadzand, Veere en Tholen. Waals verwijst in deze dus meestal niet naar de Franstalige Belgische regio, maar meer naar het feit dat er in het Frans gepreekt werd.
Culturele impact van de Hugenoten
De Hugenoten hadden een grote culturele impact op het Nederlandse leven toentertijd. Ze belandden bijvoorbeeld op universiteiten of in het boekenvak, omdat dat gilde vreemdelingen toeliet. 80 van de 230 uitgeverijen in Amsterdam rond de 18e eeuw waren in handen van Hugenoten. Zij produceerden daar onder andere Franstalige werken die in Frankrijk niet uitgegeven mochten worden.
De Hugenoten werden dus in groten getale geaccepteerd in Nederland, niet in de laatste plaats omdat ze geld, kennis en contacten meebrachten. Hugenoten waren vaak hooggeschoold en gaven de economie een flinke impuls toen ze arriveerden. Ook kregen ze soms extra rechten, zoals een gratis lidmaatschap van de gilden. Maar na enige tijd bleek logischerwijs dat niet iedere migrant rijk en hooggeschoold was, dus bekoelde het enthousiasme enigszins.