De lange geschiedenis van pesticiden
Het gebruik van chemische pesticiden staat ter discussie. Vandaag, op 9 november 2017, stemt de Europese Unie over een verbod op de onkruidverdelger glyfosaat, beter bekend onder het merk RoundUp van het omstreden bedrijf Monsanto. Bestrijdingsmiddelen zijn geen moderne uitvinding, maar worden al duizenden jaren gebruikt.
Natuurlijke pesticiden in de vroegste landbouw
De mens begon ongeveer 10.000 jaar geleden in de zogenaamde ‘vruchtbare sikkel’ in Mesopotamië landbouw te bedrijven. In China begon men 7500 jaar geleden rijst te verbouwen en regio’s in Afrika en Zuid-Amerika ontwikkelden ook onafhankelijk een landbouwcultuur. Net als tegenwoordig werden de gewassen regelmatig getroffen door ongedierte of ziekte, wat tot hongersnood van een hele bevolking kon leiden. De noodzaak voor boeren om zich daartegen te weren was dus groot.
Hoewel men in Sumer in Mesopotamië in 2500 voor Christus al zwavel gebruikte om muggen en andere insecten van het lichaam weg te houden, waren het waarschijnlijk de Chinezen omstreeks 1000 voor Christus die het middel als eerste op hun gewassen gebruikten om bacteriën en schimmelvorming tegen te gaan. Ook experimenteerden zij met arsenicum-houdende middelen tegen insecten. Hun citrusboomgaarden beschermden ze omstreeks 300 voor Christus tegen rupsen en kevers door agressieve mieren in te zetten.
De Romeinen: bestrijdingsmiddelen en landbouwgoden
De Romeinen gebruikten in diezelfde tijd olijfolie om ongewilde planten en insecten te weren. Marcus Terentius Varro, onder Julius Caesar rijksbibliothecaris in Rome, merkte dat amurca, het bittere residu dat overblijft bij het maken van olijfolie, giftig was voor mieren, mollen en het meeste onkruid. Zodoende werd amurca het basisingrediënt voor veel pesticiden die de Romeinen gebruikten. Toch bleven de Romeinse gewassen nu en dan getroffen worden door insectenplagen of ziektes, waarvan ‘graanroest’ in die tijd de meest voorkomende was.
Omdat de bestrijdingsmiddelen daar niet altijd tegen hielpen, zochten de Romeinen ook hun heil in religie. Robigo, de Romeinse godin die verantwoordelijk werd gehouden voor de graanroest, moest volgens het geloof tevreden gehouden worden door af en toe een roestkleurig dier te offeren. In Middeleeuws Europa, na de val van het Romeinse Rijk, hield de bevolking ook lang vast aan religie om de gewassen te beschermen tegen plagen. Zo zou men in 1476 in Bern aardwormen voor de rechter hebben gesleept, veroordeeld, geëxcommuniceerd en verbannen in de hoop dat die religieuze straf een einde zou maken aan de vernietiging van gewassen.
Wetenschappelijke revolutie
Verschillende doorbraken in de wetenschap op het gebied van bacteriën en insecten tijdens de wetenschappelijke revolutie in de Renaissance leidden tot nieuwe bestrijdingsmiddelen. In 1675 ontdekte Antoni van Leeuwenhoek met behulp van zijn microscoop het bestaan van bacteriën. De Italiaanse Francesco Redi ontdekte dat insecten en maden niet uit het niets ontstonden in ontbindend materiaal, zoals gedacht werd, maar alleen op plekken groeiden waar eerst eitjes werden gelegd. Het betere begrip van de biologie leidde tot een bewuster en effectiever gebruik van pesticiden en het inzetten van insecten tegen insecten. Maar de nieuwe kennis zorgde in de achttiende eeuw ook voor het besef dat giftige pesticiden voor de mens schadelijk konden zijn. In 1786 verbood Frankrijk als eerste het gebruik van arsenicum en lood bij de ontwikkeling van zaden.
De groene revolutie
In de negentiende- en twintigste eeuw groeide de landbouwproductie exponentieel door het gebruik van nieuwe en verbeterde landbouwwerktuigen en het grootschalige gebruik van chemische en synthetische bestrijdingsmiddelen. Tot de jaren ’50 van de twintigste eeuw waren arsenicum-houdende pesticiden populair, maar na die tijd, met de start van men het ‘pesticidentijdperk’ noemt, werden organische bestrijdingsmiddelen op basis van pyrethrine of glyfosaat en synthetische pesticiden zoals dichloordifenyltrichloorethaan (DDT) populair. De toepassing van die bestrijdingsmiddelen was onderdeel van wat uiteindelijk leidde tot de ‘groene revolutie’ vanaf de jaren ’60, die voornamelijk in Azië een driemaal hogere opbrengst van gewassen mogelijk maakte.
Silent Spring en de biologische revolutie
In de late jaren ’50 werd steeds meer bekend over de schadelijke effecten op het milieu die sommige bestrijdingsmiddelen hadden. In 1958 werd bijvoorbeeld ontdekt dat sommige vogels zich niet meer konden voortplanten ten gevolge van het gebruik van DDT. In 1962 publiceerde de marinebioloog Rachel Carson haar boek Silent Spring, waarin zij de invloed van pesticiden op de natuur beschrijft. Het werk bleek direct een zeer invloedrijke bestseller en leidde tot een verbod op DDT in de meeste Westerse landen. Desondanks is de milieuverontreiniging die het grootschalige DDT-gebruik veroorzaakte nog lang niet verdwenen, omdat dieren het middel opslaan in hun lichaamsvet en het zo een bijna onuitroeibaar onderdeel is geworden van de voedselketen. Het bewustzijn dat boeken als Silent Spring te weeg brachten zorgden voor een snel groeiende vraag naar ‘onbespoten groente’ en producten geproduceerd volgens biologische standaard.
Bronnen:
- NOS, ‘Mag deze omstreden onkruidverdelger nog na vandaag?’ (2017)
- M. L. Flint en R. van den Bosch, ‘A History of Pest Control’ in Introduction to Integrated Pest Management (New York/Londen 2012) 51 – 82.
- R. Dunn/Nature, ‘In retrospect: Silent Spring’ (2012)
Afbeeldingen:
- Duitse appelboomgaard nabij Leipzig wordt bespoten, 1973. Deutsches Bundesarchiv, Bild 183-N0119-0012 / Raphael (verehel. Grubitzsch), Waltraud / CC-BY-SA 3.0.
- Spraying pesticide in California, Charles O’Rear. [Public Domain via Wikimedia Commons]