De Leidse buskruitramp
Leiden 1807 - Een schip met aan boord duizenden kilo’s buskruit vaart via Leiden van Haarlem naar Delft. In de middag vaart het schip langs de Steenschuur in Leiden. Er gaat iets mis aan boord en een enorme ontploffing doet de stad opschrikken. Op 12 januari 1807 vindt de Leidse buskruitramp plaats met meer dan honderd doden als gevolg.
Leiden was aan het begin van de negentiende eeuw een stad in verval. Er heerste grote werkloosheid en armoede. De straten zaten vol met bedelaars en veel inwoners waren weggetrokken. Leegstand en het verval van huizen domineerden het stadsbeeld. In 1795 had Leiden nog maar 35.000 inwoners.
Een ontploft kruitschip
Juist in die tijd werd de stad opgeschrikt door de grote ramp. Door de ontploffing van het kruitschip verdween een hele woonwijk. Veel gebouwen waren beschadigd en er waren 151 doden en ongeveer 2000 gewonden. Zelfs in verder weg gelegen wijken waren ramen kapot gesprongen en daken beschadigd door de klap. Het lawaai van de ontploffing was zo hard dat mensen uit Den Haag de knal hoorden.
Onder de slachtoffers waren meerdere bekende Nederlanders uit die periode. Jean Luzac, een bekende krantenuitgever van die tijd, en de weduwe van de beroemde dichter Hieronymus van Alphen behoorden tot de slachtoffers.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Koning Lodewijk Napoleon bezoekt de plek van de ramp
Wat de oorzaak was van de ontploffing is niet bekend. Er zijn verhalen dat de ramp veroorzaakt werd doordat een bemanningslid onvoorzichtig aan het koken was. Enige overblijfselen van de oorzaak van de explosie zijn waarschijnlijk in de ontploffing verdwenen. De hulp kwam daarentegen snel op gang. Koning Lodewijk Napoleon was gauw op de plek van de ramp aanwezig. Hij bemoeide zich persoonlijk met het herstel en de opvang van de slachtoffers. De koning zette duizend soldaten aan het werk om de stad weer op te bouwen. Bakkers in Delft kregen de opdracht om broden te bakken voor de getroffenen en er werd een speciaal rampenfonds opgericht. Een nationale collecte bracht bijna 2 miljoen gulden op. Daarbij stak de koning zelf tienduizenden guldens uit zijn eigen vermogen in het herstel. Huis ten Bosch werd tijdelijk ingericht voor de opvang van daklozen en de persoonlijke lijfarts van de koning kreeg de oprdacht om de verzorging van gewonden te overzien. Ondanks alle inzet duurde het puinruimen nog weken.
Buskruitvervoer door stadswijken verboden
Vanwege de ramp werd het vervoer van buskruit door dichtbevolkte stadswijken voortaan verboden. In Leiden zelf is de plek waar het schip ontplofte nog altijd te herkennen. Een deel van de weggevaagde wijk is nooit meer opgebouwd, maar is nu het Van der Werffpark. Bij de plek van de ontploffing is tegenwoordig een plaquette terug te vinden ter herinnering aan de gebeurtenis op 12 januari 1807.