Geboortekerk in Bethlehem
Dit is een totaal politieke beslissing
Aldus Avigdor Lieberman, de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, als reactie op het feit dat Unesco de Geboortekerk in Bethlehem op de lijst van Werelderfgoed heeft geplaatst. Het plaatsen van de kerk op de lijst was een voorstel van de Palestijnse autoriteiten. De Geboortekerk is rond 334 gebouwd op de plek waar Jezus ter wereld zou zijn gekomen.
Na het eerste Concilie van Nicea in 325 werd de officiële leer van het katholiek geloof vastgesteld en werd het Christendom in de loop der tijd de dominante godsdienst in Europa. Het Concilie vond plaats op initiatief van de Romeinse keizer Constantijn de Grote (280-337). Hij besloot, na aandringen van zijn moeder Helena, dat er een kerk gebouwd moest worden ter ere van de geboorte van Jezus. Dat Bethlehem hiervoor de aangewezen plek was, werd al snel duidelijk. Al sinds de 2e eeuw kwamen er namelijk christenen naar de stad aan de Westelijke Jordaanoever, omdat Jezus daar geboren zou zijn.
De bouw van de kerk werd in 334 afgerond. Helena had intussen ook gezorgd voor de bouw van een monument om de dood van Jezus te herdenken: de Heilige Grafkerk in Jeruzalem. Tijdens een opstand van de Samaritanen (de ‘ware joden’ of de ‘hoeders van de traditie van Mozes’) in 529 brandde de geboortekerk echter af. In 565 besloot keizer Justinianus I (482-565) dat de kerk opnieuw opgebouwd moest worden. Het werd een heilige plaats voor zowel christenen als moslims. Zo beschouwden de kruisvaarders die in de 12e eeuw naar Israël kwamen de kerk ook als heiligdom en in 1100 kroonden zij hier Boudewijn I tot eerste koning van het koninkrijk Jeruzalem.
Sinds de bouw in 565 is de kerk onaangetast gebleven. Wel besloot de katholieke kerk in de 19e eeuw dat er nog een deel bij de al bestaande geboortekerk gebouwd moest worden. Dit aangebouwde deel wordt ook wel de Catharinakerk genoemd en wordt beheerd door de rooms-katholieke kerk in Bethlehem. Het door Justinianus gebouwde deel is in het bezit van de Grieks-orthodoxe kerk.
Wegens de conflicten tussen Israël en Palestina en de bouw van de Israëlische verdedigingsmuur op de Westoever, vrezen de Palestijnen dat veel historische bouwwerken zullen worden vernietigd. Omdat de kerk op Palestijns grondgebied staat wordt er gevreesd voor haar voortbestaan. Sinds Palestina in 2011 werd toegelaten tot de VN-organisatie voor cultuur is de geboortekerk het eerst gebouw dat de Palestijnse autoriteiten voor de Unesco lijst aandragen. Israël ziet dit echter als politieke zet om ‘goodwill’ te kweken bij de christelijke wereld en om het oprukken van de Israëliërs op de Westelijke Jordaanoever tegen te gaan en een Palestijnse staat te creëren.