George Berkeley – 'Esse est percipi'
De Ierse bisschop en filosoof George Berkeley (1685-1753) stelde de vraag: "kan een object bestaan zonder dat het wordt waargenomen?" Berkeley vond van niet. Hoe luidde zijn argument?
Aanval op het materialisme
In Berkeley's tijd - de Verlichting - waren er twee ideeën omtrent de aard van de werkelijkheid overheersend. Beide ideeën waren een materialistische kijk op de wereld: dat er fysische objecten bestaan los van de geest. Ten eerste was er de dualistische opvatting van Descartes en Locke: de visie dat er zowel stoffelijke als geestelijke substanties bestaan. Als tweede was er het materialistisch monisme van Hobbes: er bestaan alléén maar materiele dingen.
Materialisme als bedreiging voor het christelijk geloof
De twee bovengenoemde materialistische visies zag Berkeley als een bedreiging voor het christelijke geloof. Het metafysisch materialisme impliceert dat de wereld kan (voort)bestaan zonder dat er assistentie van God nodig is. Als er namelijk een fysische wereld bestaat die niet afhankelijk is van de geest, dan kan deze wereld mogelijk ook bestaan zonder de aanwezigheid van een goddelijke geestelijke substantie. De christelijke filosoof Berkeley geloofde dat God de wereld had geschapen en in stand hield. Het metafysisch materialisme strookte niet met zijn levensovertuiging en daarom deed hij een poging om de opvatting onderuit te halen.
Droomwereld als gedachte-experiment
Berkeley's strategie in zijn aanval op het materialisme was: laten zien dat er geen goed argument te geven is voor het metafysisch materialisme. Dit deed hij door middel van een gedachte-experiment. Stel, wanneer een slapend persoon in een droom een werkelijkheid waarneemt die even helder en consistent is dan wanneer iemand wakker is, zou deze persoon dan niet gemakkelijk kunnen denken dat hij tijdens zijn droom rondwandelt in een bestaand materieel universum? Berkeley’s conclusie hieruit was: we kunnen een object niet onderscheiden van onze waarneming ervan. Dit idee werd het fundament van zijn immaterialistische filosofie.
Strenge empirist
Berkeley was een empirist: hij vond dat zintuiglijke waarneming de basis vormt van kennis. Alles wat we kunnen weten zijn onze eigen waarnemingen. In de droomwereld neemt de persoon een wereld waar, maar deze is helemaal niet ‘echt’. Dit ‘niet echt zijn’ zou ook kunnen gelden voor de werkelijkheid waarin we ons bevinden als we wakker zijn. We zien een wereld, maar of die een eigen fysische substantie heeft kunnen we niet weten. Het bestaan van de wereld zoals we die kennen is dus compleet afhankelijk is van de geest, zo redeneert Berkeley. Een fysisch object bestaat omdat er een wezen is die het denkt of ‘waarneemt’ in de geest. Deze opvatting wordt samengevat in Berkeley’s beroemde uitspraak ‘Esse est percipi’ (zijn is waargenomen worden).
God zorgt voor regelmaat
Volgens Berkeley heeft de werkelijkheid een spirituele aard; het bestaan van de wereld is compleet afhankelijk van subjectieve geestelijke wezens. Hoe komt het dan dat er één wereld en dat waarnemingen met elkaar overeenstemmen? De helderheid en continuïteit van de wereld kan alleen verklaard worden door een geestelijk wezen die de boventoon voert: God. Als opperwezen zorgt God ervoor dat alles op een logische en voorspelbare wijze verloopt en dat individuele ervaringen met elkaar in overeenstemming zijn. De orde van God kan voorspeld worden door (natuurkundige) kennis op te doen. Kortom, onze zintuigelijke observaties zijn waarnemingen van de taal waarin God tot de mens spreekt.
Menselijke vrijheid
Door studie en observatie kunnen we volgens Berkeley achterhalen hoe het universum functioneert. Als we genoeg kennis hebben van het goddelijke systeem kunnen we deze orde deels zelf vormgeven. In tegenstelling tot zijn mede-idealist Gottfried-Wilhelm Leibniz suggereert Berkelely hiermee dat we als mens niet gedetermineerd zijn en wel degelijk beschikken over een keuzevrijheid.
bronnen:
- Stanford Encyclopedia of Philosophy: Berkeley
afbeelding
John Smybert [Public domain], via Wikimedia Commons