Geschiedenis bijzonder onderwijs in Nederland

Geschiedenis van het bijzonder onderwijs

In Nederland geldt vrijheid van onderwijs. Dat betekent dat ze onderwijs mogen geven op basis van een levensbeschouwing, religie of andere grondslag, zolang er maar een aan een bepaalde onderwijsnorm wordt voldaan. Dat ligt vast in artikel 23 van de Nederlandse grondwet. 


Het ontstaan van klassikaal onderwijs


De onderwijswet van 1806 regelde een heleboel onderwijsgerelateerde zaken die wij vandaag de dag heel normaal vinden. De schrijvers van de wet waren Adriaan van den Ende en Johannes van der Palm. In de wet werd onder meer opgenomen dat onderwijs voortaan klassikaal moest worden ingericht, maar ook dat onderwijzers eerst een diploma moest hebben voordat ze aan de slag mochten. Het functioneren van docenten kon bovendien worden gecontroleerd door een landelijke inspectie. Klassikaal onderwijs was nieuw aan het begin van de 19de eeuw. Voor die tijd hadden docenten vaak individueel lesgegeven - het zogenaamde hoofdelijk onderwijs. Deze eerste vorm van klassikaal onderwijs verschilde opvallend genoeg niet veel met het klassikaal onderwijs van vandaag de dag. Kernbegrippen als orde, begrip en activiteit stonden centraal in de lesmethode. Er was echter weinig variatie in de manier waarop de leerstof werd aangeboden.


Religieus onderwijs niet toegestaan


De onderwijswet van 1806 regelde nog een aantal andere zaken. Orthodox christelijk onderwijs of katholiek onderwijs werd vanaf dit moment niet langer getolereerd. Verder was het niet langer toegestaan om een kerkelijke school op te richten. De algemene openbaren scholen waren in de regel wel christelijk, maar dat stond volgens de overheid los van een specifieke geloofsovertuiging. Dit harde verbod op bijzonder onderwijs leidde al snel tot kritiek. De katholieken in het zuiden van Nederland hadden moeite met het ‘protestantse karakter’ van de openbare school. Ook had men kritiek op de invulling van het klassikaal onderwijs. Deze spanningen in de samenleving van begin 19de eeuw staan bekend als de schoolstrijd.



Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!



De grondwet van Thorbecke


In 1848 voerde Thorbecke een nieuwe grondwet in. In deze grondwet was de vrijheid van onderwijs opgenomen. Vanaf dit moment was religieus onderwijs weer toegestaan. De nieuwe wet verwoordde dit als volgt: “Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.” Kortom: het stond iedereen vanaf 1848 vrij een eigen school te stichten, mits deze voldeed aan ‘deugdelijkheidseisen’. Er was echter een probleem: niet elke instelling kreeg evenveel geld in de vorm van subsidie. Over financiering waren geen wettelijke afspraken gemaakt. Bijzondere scholen moesten zorgen voor hun eigen inkomsten, wat in veel gevallen een lastige opgave was.


Bijzonder onderwijs in het nauw


Anthony van Rappard probeerde dit probleem eind jaren ’50 van de negentiende eeuw op te lossen. Hij stelde - in zijn onderwijswet van 1857 - dat alleen openbare scholen recht hadden op overheidssubsidie. Dit betekende tevens dat openbaar onderwijs vanaf dat moment neutraal moest zijn en moest aansluiten bij elke geloofsovertuiging. De vakken moesten toegankelijk zijn voor Nederlanders van elke godsdienst. Om die reden werd in de wet ook opgenomen welke vakken op het lager onderwijs gegeven dienden te worden. Toch bleek de oplossing van Van Rappard niet houdbaar. In 1917 werd ‘financiële gelijkstelling’ van scholen officieel in de grondwet opgenomen (artikel 23). Vanaf dit moment had elke leerinstelling evenveel recht op overheidssubsidie, waardoor bijzonder onderwijs in de 20ste een betere uitgangspositie had.


Jenaplan, Montessori en Dalton


Aan het begin van de twintigste eeuw deden nieuwe vormen van leren hun intreden. Het montessorionderwijs, gebaseerd op de filosofie van Maria Montessori, kwam op in Nederland rond 1920. Bij deze methode is het belangrijk dat een kind de eigen ontwikkeling zelf vormgeeft. De omgeving is erop gericht het kind hierin te faciliteren, maar mag niet te veel sturen in het proces. In 1924 ontstond ook het Daltononderwijs. Uitgangspunten daarbij zijn samenwerken en zelfstandigheid. Ook is er een beperkte hoeveelheid keuzevrijheid: de leerling mag zelf bepalen welke vakken hij of zij volgt. Tot slot kwam in 1962 ook het Jenaplanonderwijs naar Nederland. Hierbij worden leerlingen van verschillende leeftijden bij elkaar gezet om zo sociale interactie te bevorderen. Men werkt hierbij ook veel in projectverband.


Jaren ’70 - de Arabische school van Amsterdam


Vanaf de jaren ’70 ontstond binnen de moslimgemeenschap een hunkering naar eigen onderwijsinstellingen. Er was onvrede met de openbare scholen, omdat allochtonen kinderen werden achtergesteld en daarom minder kansen kregen te ontwikkelen. De eerste islamitische school was de Arabische school van Amsterdam, opgericht in 1971. Vanaf dit moment was bijzonder onderwijs met een islamitische grondslag een feit. Op de school werd lesgegeven in het Frans en Arabisch, omdat de overheid ervan uitging dat alle gastarbeiders en hun kinderen na verloop van tijd weer zouden moeten integreren in het eigen land. Men koos bewust om integratie in de Nederlandse samenleving niet voorop te stellen binnen het lesprogramma. In de jaren tachtig kwam het integratiedebat op gang, waarbij men besefte dat deze grote groep mensen niet terug zou keren naar het eigen land. Ze moesten daarom leren participeren in de samenleving. De vakken op de Arabische school werden op dit nieuwe credo aangepast en gestandaardiseerd. De school, later omgedoopt tot Bouschrã school, heeft meer dan 25 jaar bestaan.


Vrijheid van onderwijs versus andere grondwetten


Hoewel de vrijheid van onderwijs dus al meer dan een eeuw in de Nederlandse grondwet staat, staat het artikel nog regelmatig ter discussie. Niet alleen de financiering van bijzondere scholen is een heikel punt, maar ook de levensbeschouwelijke grondslagen staan vaak op gespannen voet met andere grondwetten, zoals het verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid bijvoorbeeld. Mogen scholen met een orthodox-religieuze grondslag bijvoorbeeld leerlingen weigeren die niet diezelfde orthodoxe levensbeschouwing aanhangen? En moeten zulke scholen ook lesgeven over zaken die botsen met de orthodoxe geloofsleer, zoals vrouwenrechten, homoseksualiteit en de evolutietheorie? 


Meer geschiedenis nieuws lezen? Geschiedenis Magazine is hét tijdschrift voor geschiedenisliefhebbers. Laat je inspireren!

Bronnen

nl.wikipedia.org Schoolstrijd

volkskrant.nl Bouschra  

rijksoverheid.nl Openbaar en bijzonder onderwijs

en.wikipedia.org Movement schools 

cbs.nl Meeste kinderen naar het bijzonder onderwijs 

en. wikipedia.org Montessori 

nl.wikipedia.org Daltononderwijs 

en.wikipedia.org Jenaplan schools 

Afbeeldingen

commons.wikimedia Johan Rudolf Thorbecke

commons.wikimedia Montessori classroom

Ook interessant: 

Rubrieken: 

Landen: 

Personen: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.