Moord op keizer Commodus
Commodus is één van de minst geliefde keizers uit de geschiedenis. Zijn regeerperiode werd door de bekende historicus Edward Gibbon (1737-1794) aangemerkt als het begin van het verval van het Romeinse Rijk en de Griekse historicus Cassius Dio (155-229) zag het Romeinse Rijk onder Commodus’ regime veranderen ‘van een gouden koninkrijk naar één van roest en ijzer’. Commodus werd dan ook op 31-jarige leeftijd vermoord.
Commodus werd op 31 augustus 161 geboren als zoon van keizer Marcus Aurelius en diens vrouw Faustina. Hij had twee broers en vijf zussen. Deze broers overleden beide al op jonge leeftijd, waardoor hij als enige mannelijke erfgenaam overbleef. Marcus Aurelius bereidde Commodus al op jonge leeftijd voor op het keizerschap. Hij benoemde hem in 176 tot Imperator en in 177 tot Augustus. Commodus werd als Augustus officieel medekeizer van zijn vader, met dezelfde status en bevoegdheden.
Keizer van het Romeinse Rijk
Met de dood van Marcus Aurelius op 17 maart 180 werd Commodus op 18-jarige leeftijd keizer van het Romeinse Rijk. Hij liet vanaf het begin al blijken weinig op te hebben met het dagelijkse bestuur van het Rijk. Commodus liet dit dan ook door een legertje van vertrouwelingen doen, van wie een groot deel ook al onder Marcus Aurelius diende.
Eerste samenzwering
Zijn vijf zusters waren allemaal getrouwd, waardoor Commodus vijf eventuele rivalen voor de macht in de familie had. De eerste crisis van zijn regeerperiode kwam in 182 toen zijn oudste zus Lucilla hem probeerde te laten vermoorden door twee van haar minnaars. Zij wilden Commodus vermoorden terwijl hij een theater binnen kwam, maar dit mislukte. De moordenaars werden gepakt door zijn lijfwacht, waarna zij geëxecuteerd werden. Commodus liet Lucilla verbannen naar het eiland Capri en later om het leven brengen.
Corruptie
Naarmate Commodus’ regeerperiode vorderde werd hij een steeds grotere tiran. Hij liet tegenstanders of mensen die hem niet aanstonden zonder pardon verdwijnen en vertrouwde alleen maar op een kleine groep vertrouwelingen. Eén van deze vertrouwelingen, Marcus Cleander, begon als Commodus’ kamerheer maar kreeg geleidelijk veel meer macht toebedeeld. Cleander verdiende een fortuin met de verkoop van bestuurlijke ambten en werd door Commodus zelfs aangesteld als commandant van de Praetoriaanse Garde, de keizerlijke lijfwacht. In 190 zag Commodus zich echter gedwongen zelfs Cleander te executeren na grote rellen vanwege voedseltekorten.
Tweede samenzwering
In de nadagen van zijn regeerperiode liet Commodus zich vanwege zijn toenemende paranoia nog maar weinig buiten zijn paleismuren zien. Hij hield zich vooral bezig met het doden van dieren en gladiatoren in de arena en zag zichzelf als een soort halfgod. Nadat Rome in 191 bij een grote brand zwaar beschadigd raakte, liet hij de naam van de stad na de wederopbouw veranderen in Colonia Commodiana, Stad van Commodus. Hij liet ook de maanden van het jaar, de Romeinse legioenen en de Senaat naar zichzelf vernoemen.
Deze daden waren voor veel Romeinen de druppel en zij leidden uiteindelijk tot een samenzwering tussen stadsprefect Pertinax, de prefect van de Praetoriaanse Garde Quintus Laetus, Commodus’ kamerheer Eclectus en Commodus’ favoriete minnares Marcia. Hun doel was om Commodus uit de weg te ruimen en daarna Pertinax tot keizer uit te roepen.
Dood van Commodus
Op 31 december 192 probeerden de samenzweerders Commodus te doden. Marcia vergiftigde zijn eten, maar Commodus werd er alleen maar ziek van en braakte het gif weer uit. Later op de avond stuurden de samenzweerders Commodus’ worstelpartner Narcissus naar de vertrekken van de keizer, waarna Narcissus Commodus wurgde terwijl hij in bad lag.
Commodus werd opgevolgd door Pertinax, die echter al snel om het leven werd gebracht en het eerste slachtoffer was van het Vijfkeizerjaar, een jaar waarin vijf keizers streden om de macht. Commodus werd na zijn dood verklaard tot damnatio memoriae, vijand van de staat, en begraven in het Mausoleum van Hadrianus. In 195 werd Commodus echter door keizer Septimius Severus gerehabiliteerd en tot god verklaard, wat gebruikelijk was bij overleden keizers. Septimius Severus deed dit omdat hij een gunst wilde van de familie van Marcus Aurelius.