Geen afbeelding beschikbaar

Romeinse oorlogsvoering: legioenen, wapens en tactieken

Wie aan de Romeinen denkt, denkt al snel aan de legioenen, de grote Romeinse legereenheden die strak in het gelid een enorm rijk veroverden. Vaak wordt gezegd dat de Romeinse legioenen zo succesvol waren door een combinatie van een uitstekende uitrusting en een strakke organisatie. Hoe zagen die wapens en organisatie eruit?

Gedurende de 2e en 1e eeuw v.Chr. vochten de Romeinen voortdurend op verschillende fronten. Bovendien was na de verovering van Italië overzeese expansie nodig, mochten de Romeinen het Rijk verder willen uitbreiden. Voor deze taak waren professionele en permanent actieve troepen nodig. Deze troepen moesten naast oorlogvoering ook bedreven zijn in (wegen)bouw, in de kunst van het belegeren en in politietaken.

Gaius Marius

In de eeuwen voor deze professionalisering bestonden legereenheden uit lokale gemeenschappen van boeren die hun eigen uitrusting en wapens konden betalen. De eerste grote hervormer op militair gebied was consul Gaius Marius (157-86 v.Chr.). Soldaten in zijn leger waren afkomstig uit elke laag van de bevolkingen werden betaald door de staat. Dit maakte een levenslange carrière in het leger mogelijk. Deze nieuwe Romeinse soldaten vonden het niet erg als een campagne veel langer duurde dan verwacht, in tegenstelling tot de boeren in het oude leger, die na verloop van tijd terug naar hun land wilden.

De Romeinse veldslag

Een gevecht in de Oudheid begon vaak met schermutselingen tussen troepen met lichte uitrusting (sinds Marius’ nieuwe beleid werden zij volledig gerekruteerd uit bondgenoten) en velites (cavalerie). De Romeinse tactiek was echter gebaseerd op de infanterie. Deze vocht in drie rijen, die na elkaar optrokken.

Hastati tot en met triarii

De hastati (eerste rij) gooiden eerst hun pila (speren), waarna zij de ontwrichte vijand van dichtbij met de gladius (kort zwaard) aanvielen. Op dat moment kwamen de principes (tweede rij) in actie, wat de aanval een nieuw momentum gaf. De triarii (derde rij) vulde gaten op die in de aanval van de eerste twee rijen vielen, of werd in zijn geheel ingezet als de aanval leek te mislukken.

Scutum

Naast deze aanvallende tactiek was natuurlijk ook een verdedigende houding mogelijk. In dit geval maakten de Romeinen gebruik van het scutum (rechthoekig schild), een aanpassing op de Griekse phalanx (een rij soldaten met groot rond schild en speer).

Mini-legioenen

Naast de hervormingen in de dienst voerde Marius tactische hervormingen door op dit standaardsysteem. Een Romeins legioen bestond nu uit tien in plaats van dertig cohorten van 480 man. Stuk voor stuk vormden deze cohorten bovendien een soort mini-legioen, die in staat waren zelfstandig te vechten. Dit betekende ook dat een generaal niet zijn hele legioen de effectieve, maar voorspelbare aanval in drie rijen moest laten uitvoeren. Ten slotte maakte Marius de iconische adelaar de standaard vaandel van het leger.

Romeinse superioriteit

Ondanks een aantal grote nederlagen waren de Romeinse legioenen in staat iedere tegenstander te verslaan. Ten tijde van Augustus (63 v.Chr-14 n.Chr.) maakten de enorme middelen die het Rijk tot zijn beschikking had een staand leger van een half miljoen soldaten mogelijk. Rond de 25 legioenen beschermden de verschillende grenzen van het Rijk. Problematisch waren echter de enorme kosten die dit met zich meebracht. Toen de expansie van het Rijk tot een eind kwam, verkregen de legioenen bovendien geen glorie en buit meer. Verveelde legioenen onder de wapenen zorgden daarom voor onrust.

Nadelen van sterke legioenen

Dankzij burgeroorlogen en vele soldatenkeizers in de 2e eeuw n.Chr. kregen legioenen steeds meer macht in het Romeinse Rijk. Keizers hadden vaak geen andere keus dan aan de steeds hogere geldeisen van hun legioenen te voldoen, anders konden ze wel eens door diezelfde legioenen worden afgezet. Ondanks deze trend bleven de legioenen opvallend goed presteren tegen buitenlandse invasies. De training en discipline van de Romeinse legioenen bleven ongeëvenaard in de Oudheid.

De grote hervormers

Keizer Diocletianus (285-305) was degene die opnieuw grote hervormingen doorvoerde in de Romeinse legioenen. Dit was ook nodig om de steeds groeiende dreiging van invasies te bevechten. Hij liet bijvoorbeeld meer verdedigingswerken bouwen aan de grenzen. Onder zijn heerschappij en die van keizer Constantijn de Grote (306-337) werd daarnaast een verdediging in de diepte mogelijk. Dit wil zeggen dat bepaalde grensgebieden opgegeven mochten worden, om later terugveroverd te worden door mobiele reserves die insprongen waar de dreiging van invasies het meest aanwezig was.

Goedkope huurlingen

Het werd onder Contstantijn ook gebruikelijk veel Germanen in dienst te nemen: het waren immers goede en goedkope soldaten. Goedkope soldaten waren nodig om het leger, ondanks slinkende middelen, toch uit te breiden. De hervormingen van Constantijn en Diocletianus zorgden ervoor dat het Romeinse leger nog anderhalve eeuw langer het West-Romeinse Rijk in stand kon houden.

bronnen:

-The Cambridge history of warfare (2005), edited by Geoffrey Parker.

-L. de Blois & R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2001).

afbeeldingen:

- oud Romeins legioen, pixabay.com

- Agmen Tripartium Polybius, commons.wikimedia.org, Christiano64

- The testudo formation in a Roman military reenactment, en.wikipedia.org, Neil Carey

- A modern recreation of a Roman standard, en.wikipedia.org

Ook interessant: 

Rubrieken: 

Beschavingen: 

Tijdperken: 

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.