Dierentuinen in oorlogstijd
Bij stichting AAP in Nederland worden sinds kort onder andere zes leeuwen uit Oekraïne opgevangen. Behalve mensen lijden daar namelijk ook de dieren onder het oorlogsgeweld. Hoe verging het de dieren in Nederlandse dierentuinen tijdens de Duitse bezetting?
Middenin de Grebbelinie: Ouwehands Dierenpark
In 1932 opende Ouwehands Dierenpark in Rhenen zijn poorten, dat zich al snel ontpopt tot een volwaardige dierentuin met veel wilde dieren. Maar als op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland binnenvallen, komt het park in de problemen omdat het nabij de Grebbelinie lag. De Nederlandse legerleiding wilde uit voorzorg de roofdieren afmaken, vanwege het mogelijke ontsnappingsgevaar. Directeur Cor Ouwehand had geen vertrouwen in de militairen en besloot het zelf te doen. Het raakte hem diep: “Onder het geronk van de nog altijd overvliegende Duitse machines, begeleid door het donderende afweervuur, maak ik de zware gang langs de roofdierenverblijven, mijn zenuwen zo goed mogelijk beheersend om de dieren niet nodeloos te doen lijden. Een voor een vallen mijn leeuwen, tijgers en beren...”
Tijdens de vijf dagen dat Nederland zich verzet tegen de Duitsers werd de dierentuin zwaar getroffen. Tot Ouwehand’s grote geluk bleek het ijsberenvrouwtje Maxie en haar pasgeboren tweeling de strijd te hebben overleefd. Na de capitulatie werd het park hersteld en in 1942 ging het weer open. Maar in september 1944, toen de geallieerden oprukten tegen de Duitsers, laaiden de gevechten rond de Grebbeberg weer op. De Duitsers eisten dat alle roofdieren alsnog gedood werden: Maxie en haar kinderen hoorden daar tot groot verdriet van de directeur ook bij. In februari 1945 moest Ouwehand op bevel van de Duitsers het gebied onmiddellijk verlaten. Hij besluit tot evacuatie van zijn dieren. Als een karavaan liepen de parkwachters met schapen, paarden, lama’s, kamelen, waterbuffels en vogels richting Doorn, waar ze een tijdelijk verblijf voor de beesten vonden. De olifanten en het nijlpaard konden helaas niet mee en overleefden de laatste maanden van de oorlog in het verlaten park niet.
Middenin de Amsterdamse Joodse Wijk: Artis
Artis was de enige Nederlandse dierentuin die gedurende de hele bezetting open kon blijven. Daar was behoorlijk wat creativiteit voor nodig: zeker aan het einde van de oorlog was er tekort aan voedsel en stroom. De toenmalige directeur, Armand Sunier, bereidde zich bij het uitbreken van de oorlog al voor op de zware tijden: hij had een enorme vriescel met vlees voor de roofdieren gehuurd en verstopte vaten benzine in de tuin van het park, zodat de aquaria op benzinemotors zouden kunnen blijven draaien als de stroom uitviel. Door zijn nauwgezette voorbereiding kregen de beesten soms beter te eten dan de Amsterdammers, die dan ook regelmatig iets van de ruime voedselvoorraad probeerden te stelen.
Artis lag middenin een deel van de stad dat de Duitsers in februari 1941 aanmerkten als ‘Joodsche Wijk’. Meer dan de helft van de mensen die er woonde was joods. Net als vrijwel alle openbare voorzieningen, werd het park vanaf september dat jaar ‘voor Joden verboden’. Naar schatting verbleven enkele honderden onderduikers – Joden, verzetslieden en jonge mannen die een oproep tot dwangarbeid hadden gekregen – tijdens de oorlog in de dierenverblijven van Artis. De directeur wist daarvan, maar onderhield ondanks enkele aanvaringen goede contacten met de Duitsers. De Duitsers vermoedden wel dat er onderduikers in Artis zaten, maar hebben ze nooit gevonden. Voor ‘gewone’ Amsterdammers was een bezoek aan de dierentuin en de aanblik van wilde, ‘vrije’ dieren een prettig verzetje in een tijd dat er weinig te lachen viel.
Middenin het bombardement op Rotterdam: Diergaarde Blijdorp
Gedurende de eerste oorlogsdagen in mei 1940 werd Diergaarde Blijdorp, dat toen nog middenin Rotterdam lag, niet gespaard. Op de tweede oorlogsdag beschoot een vliegtuig het glazen roofdierenverblijf, maar vielen er wonder boven wonder geen slachtoffers onder mens en dier. De dag daarna richten 18 brisantbommen echter enorme schade aan. Overal liepen verminkte en ontsnapte dieren en lagen er kadavers. Het plafond in het roofdierengebouw was naar beneden gekomen, maar de beesten leefden nog. De directeur besloot ze zelf dood te schieten. Acht tijgers, zeven leeuwen en een aantal jaguars overleefden het niet. De dag daarna, op 14 mei 1940, vond het bombardement op Rotterdam plaats. Wederom werd de dierentuin zwaar getroffen en vielen er veel doden onder de dieren. Een olifant en een aantal apen konden gered worden uit hun brandende verblijven. Op de fiets brachten de verzorgers de apen, waaronder orang-oetan Agam, naar een café, waar zij tijdelijk werden opgesloten op de toiletten. Van schrik sloeg chimpansee Josefientje, zo bleek later, een kapucijnaapje met wie ze was opgesloten dood.
Omdat de oude locatie aan de Kruislaan al voor de oorlog niet meer voldeed, werd de nieuwe locatie versneld in gebruik genomen. De dieren die de bombardementen hadden overleefd, konden op 7 juni 1940 hun intrek nemen in hun nieuwe verblijf. De olifant Rimba, die uit de vlammen gered was door zijn verzorgers, liep vastgebonden aan een auto zelf naar de nieuwe locatie. Ondanks de voedselschaarste wisten de verzorgers de dierentuin goed door de oorlog te loodsen. Door een succesvol fokprogramma was het aantal dieren bij de bevrijding zelfs groter dan voor de oorlog. Met dat overschot kon de Rotterdamse dierentuin na de oorlog de andere zwaar getroffen dierentuinen in Europa aan nieuwe bewoners helpen.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
Beroofd en gebombardeerd: Burger's Zoo
Ook Burger’s Zoo, toen nog Burger’s Dierenpak, had erg te lijden onder de oorlog. Net als Artis hadden ze aan het begin van de oorlog al voedselvoorraden ingeslagen. Deze werden echter meerdere keren deels in beslag genomen door de Duitsers. Ook de dieren waren niet veilig. Duitse officieren aten namelijk graag exotisch vlees op hun feestjes, of wilden het dierenpark als jachtgebied gebruiken. Dit was echter nog klein bier vergeleken met de tientallen granaten die in het dierenpark vielen tijdens de slag om Arnhem. Twee dierenverzorgers en tientallen dieren kwamen hierbij om het leven. Toen het voedsel opraakten gingen medewerkers met gevaar voor eigen leven naar de Rijn om de kadavers van vee dat was omgekomen in het oorlogsgeweld in stukken te snijden en mee te nemen voor de roofdieren. Na de oorlog was het dierenpark grotendeels verwoest en waren veel dieren overleden. In de jaren na de oorlog werd ook Burger’s Zoo weder opgebouwd.
Bronnen:
- Andere Tijden, ‘Ouwehands Dierenpark’
- Historiek, ‘Artis in oorlogstijd’
- Zoosite, ‘Diergaarde Blijdorp: geschiedenis’
- Burger's Zoo, Geschiedenis
- MijnGelderland, Burgers' Dierenpark in de frontlinie
- 20/10 Uitgevers, DIERENTUINEN ONDER VUUR
- De Volkskrant, Dieren en dilemma's in oorlogstijd
Afbeelding:
‘Artis, bezoek van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene’, mei 1945. Bron: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.