Hoe Nederland het Marshallplan toepaste
Molens bij Hoek van Holland waren vrolijk verlicht, vuurwerk werd afgestoken: Nederland haalde op 26 april 1948 het eerste schip met Marshallhulp ’s nachts feestelijk binnen. In de haven van Rotterdam bedankte die ochtend minister van Buitenlandse Zaken Carel baron van Boetzelaer van Oosterhout de Amerikanen voor hun ‘energieke hulp’. De regering van Willem Drees zat op dezelfde lijn als de Amerikanen: ze wilde zelf al landbouw en industrie moderniseren en de productiviteit flink verhogen. Vrijhandel was binnen de in 1944 opgerichte Benelux al een speerpunt, maar de handel zat in het slop vanwege de dollarcrisis en de trage wederopbouw van met name Duitsland.
Tekst: Jorrit van den Berk en Alerbtine Bloemendal
Nederland kon het Marshallplan goed gebruiken en het behoorde samen met het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, West- Duitsland en Italië tot de top 5 van begunstigde landen: het ontving 1127 miljoen dollar aan hulp, 109 dollar voor elke Nederlander. Samen met de Nederlandse overheid propageerden Marshallplanners het belang van hogere productiviteit voor het toenemen van de welvaart. Ze brachten brochures uit, maar probeerden ook in de praktijk te laten zien wat het zou opleveren als ondernemers hun traditionele methoden lieten varen.
Rottevalle en Oisterwijk als model voor de Marshallhulp
Zo kregen boeren bij het Friese Rottevalle en het Brabantse Oisterwijk extra financiering voor de aanleg van waterleiding en elektriciteit en voor ruilverkaveling en mechanisering. Het werden ‘modeldorpen’ waar boeren vanuit het hele land kwamen kijken. Zo’n dertienhonderd Nederlanders (en duizenden andere Europeanen) maakten daarnaast een door de Marshallorganisatie georganiseerde studiereis naar de VS.
Hoewel de Amerikaanse aanpak veel indruk maakte, legde Nederland andere accenten. Stevige concurrentie, hoge lonen, hoge productiviteit en lage prijzen kenmerkten het Amerikaanse stelsel. Maar Europeanen accepteerden die formule niet altijd; Nederland bijvoorbeeld prefereerde wat we nu het poldermodel noemen. Men bleef eraan hechten dat overheid, werkgevers en vakbonden in de Stichting van de Arbeid afspraken maakten over het loon- en prijsbeleid en zo de gestegen welvaart verdeelden, in plaats van dit aan de markt over te laten.
Voorstanders en tegenstanders
Volgens een NIPO-opiniepeiling uit februari 1948 stond 68% van de Nederlanders positief tegenover de hulp. Van hen achtte 59% deze noodzakelijk voor de wederopbouw. 10% was tegen. De hardste kritiek kwam uit communistische hoek: het CPNdagblad De Waarheid deed, in navolging van Moskou, de Marshallhulp af als een instrument van Amerikaans imperialisme. Bovendien hadden veel Nederlanders er grote moeite mee dat de VS zich met het beleid jegens Nederlands-Indië bemoeide.
Zoals bekend probeerde Nederland na 1945 de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië met militaire middelen terug te draaien. Washington vond dit te duur, en vreesde dat Indonesiërs zo in de armen van het communisme werden gedreven. Het dreigde met het stopzetten van de Marshallhulp. Mede hierom haalde Den Haag in 1949 bakzeil en erkende Indonesië.
Dit artikel is ook gepubliceerd in de extra dikke special van over het Marshallplan in Geschiedenis Magazine nummer 4 van 2022. Dat nummer kan je hier nabestellen.