Amerikaanse presidentsverkiezing van 1800: politieke rel om het vicepresidentschap
Voorafgaand aan de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten, kiest een presidentskandidaat van tevoren iemand die zijn of haar vicepresident moet worden. In 2024 koos democraat Kamala Harris gouverneur Tim Waltz als haar running mate en republikein Donald Trump koos senator J.D. Vance. Wanneer een presidentskandidaat wint, wordt zijn of haar running mate automatisch vicepresident. Dit lijkt nu heel logisch, maar er was een tijd dat dit anders was. Bij de verkiezingen van 1800 zorgde dit voor een flinke politieke rel.
Een andere politieke setting
Ruim tweehonderd jaar geleden zag het Amerikaanse politieke spectrum er heel anders uit dan nu. Het land was pas sinds 1776 onafhankelijk, slechts 24 jaar dus. In die relatief korte tijd had de VS nog maar twee presidenten gehad en politieke partijen waren een nieuw concept. Na drie eerdere verkiezingen, waarvan George Washington de eerste twee won en John Adams de derde, moesten veel mensen nog altijd wennen aan het systeem. Waar er bij de eerste twee verkiezingen nog geen politieke partijen waren, speelden partijen vanaf 1796 wel een rol. Aan de ene kant was er de Federalistische Partij onder leiding van minister van financiën Alexander Hamilton, die zich vooral inzette voor een sterke centrale overheid. Aan de andere kant was er de Democratisch-Republikeinse Partij onder leiding van minister van buitenlandse zaken Thomas Jefferson. In tegenstelling tot de federalisten waren de volgers van Jefferson juist voor sterke onafhankelijke staten die veel zelfzeggenschap hadden.
Het kiezen van een vicepresident
Een groot verschil tussen de verkiezingen van 1800 en die van nu, is hoe de vicepresident gekozen wordt. Tegenwoordig probeert iemand specifiek om of president, of vicepresident te worden, maar dat was bij de eerste paar verkiezingen heel anders. De kandidaat die de meeste kiesmannen achter zich kreeg werd president, zoals nog steeds het geval is, en degene die op plek twee eindigde werd vervolgens vicepresident. Dit betekende in de praktijk dat de president en vicepresident uit verschillende partijen konden komen. Dit gebeurde in 1796, toen de federalistische president John Adams de democratisch-republikeinse Jefferson als vicepresident kreeg. De twee politici hadden, door hun verschillende politieke overtuigingen, regelmatig onenigheid over het te voeren beleid. Hierdoor kon Adams geen duidelijk beleid uitvoeren, waardoor hij een stuk minder bereikte dan hij had gewild, wat er weer voor zorgde dat Adams relatief impopulair was bij het volk.
Om te voorkomen dat dit nog een keer zou gebeuren, deden bij de presidentsverkiezingen van 1800 twee kandidaten per partij mee. Alle kiesmannen mochten vervolgens ook twee stemmen uitbrengen. De afspraak was dat alle kiesmannen van een partij vervolgens op de aangewezen presidentskandidaat zouden stemmen, maar dat er één kiesman niet op de beoogde vicepresidentskandidaat zou stemmen. Dit zou er voor zorgen dat de vicepresident één stem minder zou krijgen dan de president. Zo werd tegelijk voorkomen dat twee politieke tegenpolen president en vicepresident werden én zou er voorkomen worden dat er onduidelijkheid ontstond doordat twee kandidaten hetzelfde aantal kiesmannen achter zich hadden. Een simpel en duidelijk idee op papier, maar in de praktijk had dit plan nogal wat voeten in de aarde. Dat bleek tijdens de verkiezing van 1800.
De verkiezing van 1800
Voor de federalisten deden zittend president John Adams en senator Charles Pinckney mee aan de verkiezing. De democratisch-republikeinen hadden hun ogen laten vallen op vicepresident Thomas Jefferson en ex-senator Aaron Burr. Na een maanden durende campagne vol laster, persoonlijke aanvallen, geruchten en ophef kon er op 31 oktober 1800 eindelijk gestemd worden. Het merendeel van de kiezers koos voor de twee kandidaten van de Democratisch-Republikeinse Partij. De bal lag vervolgens bij het kiescollege.
9 van de 16 staten gingen via het kiescollege naar Thomas Jefferson en Aaron Burr. Dit kwam neer op 73 stemmen van de 138, een meerderheid. Met 53 procent van het kiescollege en 61 procent van het totaal aantal stemmen hadden de democratisch-republikeinen de verkiezingen afgetekend gewonnen. Jefferson zou president worden en Burr zou vicepresident worden. Dat was immers de bedoeling.
Huis van Afgevaardigden moet bepalen
Het was dus de bedoeling dat Jefferson één stem meer van de kiesmannen zou krijgen dan Burr. Er was echter een probleem: er was niet afgesproken wie van de 73 kiesmannen niet op Burr zou stemmen. Als gevolg hiervan stemden alle kiesmannen ook op de beoogd vicepresident, waardoor beide kandidaten exact hetzelfde aantal stemmen kregen. Er was een oplossing, volgens de grondwet zou bij een gelijke uitslag het Huis van Afgevaardigden bepalen wie er president werd. Het enige nadeel was dat het Huis voor het merendeel in handen was van de door Hamilton geleide federalisten, de tegenstanders van Jefferson en Burr.
De afgevaardigden mochten per staat één stem uitbrengen en die stem mocht alleen op Jefferson of Burr worden uitgebracht. Om een meerderheid te behalen moesten de kandidaten dus ten minste 9 van de 16 staten weten te overtuigen van zijn geschiktheid voor het presidentschap en het was deze stemronde die de situatie ingewikkeld maakte. Want hoewel Aaron Burr oorspronkelijk het doel had om vicepresident te worden, rook hij nu zijn kans. Het presidentschap lonkte en hij was niet van plan om zo’n kans zomaar voorbij te laten gaan.
Federalisten zijn onderling verdeeld
De eerste stemronde van het Huis van Afgevaardigden vond plaats in februari van 1801. Alle zeven democratisch-republikeinse staten en één federalistische staat gingen naar Jefferson, maar met slechts acht staten kwam hij één stem tekort. Veel van de federalisten hadden al lange tijd een hekel aan Jefferson en weigerden om op hem te stemmen. Hoewel twee staten niet uit de beslissing kwamen, stemden zes federalistische staten op Burr. Door de impasse nam de druk op de besluiteloze staten toe, aangezien hun stem doorslaggevend kon worden. Uiteindelijk moest Alexander Hamilton proberen om zijn partij richting één kandidaat te sturen.
Hamilton kon al zijn hele politieke carrière niet door een deur met zowel Jefferson als Burr. Als leider van de beslissende partij moest hij nu toch een keuze maken tussen zijn twee rivalen. Hamilton koos uiteindelijk voor Jefferson. De reden die hij hiervoor gaf was dat hij Burr zag als een gevaarlijk politicus die alles deed voor zijn eigen macht, terwijl zijn geschil met Jefferson ‘slechts’ beperkt bleef tot onenigheid over heel veel zaken. Alsnog waren er vele stemronden nodig totdat er een definitief besluit werd genomen. Pas na 7 dagen en 36 stemronden viel de beslissing, toen Thomas Jefferson tien stemmen kreeg, terwijl Burr er maar vier kreeg.
Het twaalfde amendement
Jefferson vertrouwde Burr al niet voor de verkiezingen en dat wantrouwen nam in de verkiezingstijd alleen maar toe. Hoewel Burr uitkeek naar een samenwerking met Jefferson, probeerde laatstgenoemde zijn vicepresident bij belangrijke beslissingen en partijbijeenkomsten uit te sluiten. Aangezien Jefferson graag een tweede presidentstermijn wilde vervullen, wilde hij zijn eigen vicepresident kiezen. De president ging naar het Congres met een opzet voor een aanpassing van de grondwet. Het wetsvoorstel werd op 9 december 1803 officieel voorgesteld.
Het twaalfde amendement stelde dat het kiezen van de president en de vicepresident van elkaar losgekoppeld zou worden. Het systeem bleef zo dat ieder lid van het kiescollege twee stemmen mocht uitbrengen, alleen was het stemmen zelf nu duidelijker geregeld. Eén stem ging specifiek naar de presidentskandidaat en de andere stem ging specifiek naar de kandidaat voor het vicepresidentschap. Op deze manier kon er geen tweestrijd ontstaan tussen twee politici van dezelfde partij over wie president mocht worden. Ook kon een presidentskandidaat hierdoor van tevoren makkelijker een vicepresident kiezen die goed op hem aansloot. Dit amendement had tot gevolg dat het grondwettelijk gezien nog steeds kon gebeuren dat het kiescollege een vicepresident koos van een andere partij dan de president, maar die kans was nihil. Doordat het kiescollege de keuze van de burgers van hun staat volgt, en de burgers niet kunnen stemmen op een president van de ene partij en een vicepresident van de andere partij, worden president en vicepresident altijd samen gekozen. Dit amendement op de grondwet werd door het congres aangenomen op 15 juni 1804. Door deze wet kiezen presidentskandidaten, zoals Harris en Trump, tegenwoordig nog steeds hun eigen kandidaat voor het vicepresidentschap.
Bronnen:
- Frans Verhagen, De Amerikaanse president: geschiedenis van het machtigste ambt ter wereld (2024)
- Ron Chernow, Alexander Hamilton (2020)
- Brittanica: United States presidential election of 1800
- Vox: The real-life election of 1800 was even wilder than Hamilton the musical lets on
- History: What Was Alexander Hamilton’s Role in Aaron Burr’s Contentious Presidential Defeat?
- Constitution annoted: Twelfth amendment