Het begin van de eerste politieke partijen in Amerika
In 1788 werd George Washington verkozen als eerste president van de Verenigde Staten van Amerika. Bij deze verkiezingen waren er nog geen duidelijke partijen zichtbaar, alhoewel er wel kandidaten vóór en tégen de nieuwe grondwet waren. Dit beeld veranderde aan het begin van de 19e eeuw, toen in Amerika de eerste politieke partijen ontstonden. Dit gebeurde eerder dan in veel andere landen. Hoe kwam het dat dit hier zo vroeg gebeurde?
Politieke partijen als onverwachts fenomeen
Het ontstaan van politieke partijen in Amerika wordt door veel historici als onverwachts omschreven. Dit had er mee te maken dat de Amerikanen in de eerste jaren van hun onafhankelijkheid juist heel erg tegen politieke partijen waren. In de voormalige kolonisator Groot-Brittannië bestonden er ook politieke partijen, die vaak voor grote verdeeldheid onder de bevolking hadden gezorgd. Verdeeldheid was iets dat de Amerikanen ten koste van alles wilde voorkomen. In het nieuwe land was het belangrijk dat de mensen juist eensgezind zouden zijn. Om de problemen van de nieuwe natie het hoofd te kunnen bieden, was eenheid nodig. Daarnaast vonden veel politici ook dat partijen de onafhankelijkheid van de kiezers zouden ondermijnen. Kiezers moesten zich in dat geval namelijk neerleggen bij de standpunten die een partij zou opstellen. Veel Amerikanen zagen daar helemaal niets in.
Groeiende verdeeldheid
Desalniettemin was de verdeeldheid onder Amerikanen in het begin van de 19e eeuw toch groot genoeg voor het ontstaan van partijen. Bij het maken van de nieuwe grondwet waren er al grote verschillen geweest tussen voor- en tegenstanders van de grondwet. Ook na de aanstelling van Washington waren er nog steeds behoorlijk wat Amerikanen die niets moesten hebben van een machtige federale regering. Zij vonden het veel belangrijker dat hun eigen staat genoeg autonomie zou behouden.
Bij de presidentsverkiezingen van 1796 kwam deze tegenstelling voor het eerst echt duidelijk naar voren. Daar waar in 1788 vrijwel alle kandidaten vóór de grondwet waren, was bij de verkiezingen van 1796 een veel duidelijkere tegenstelling zichtbaar. Het verzet tegen de groeiende invloed van de overheid werd groter en groter. Thomas Jefferson behoorde tot deze critici en wist steeds meer medestanders te organiseren om de gevestigde orde aan te vallen.
Daarom voelde Jefferson zich sterk genoeg om het in 1796 tegen John Adams, voormalig vicepresident onder George Washington, op te nemen. De aanhangers van Jefferson begonnen zich te organiseren als de ‘Democratic Republicans’, maar van een officiële politieke partij was nog geen sprake. De verkiezingen van dat jaar lieten een duidelijke tweedeling onder het Amerikaanse volk zien.
Nog geen échte partijen
Jefferson en zijn supporters hadden zich in de jaren 1790 als Democratisch-Republikeinen verenigd. Hun grootste tegenstanders in die eerste jaren waren Alexander Hamilton en zijn volgers. Hamilton stond een sterk monetair beleid voor, met extra invloed van de overheid. Dit druiste natuurlijk flink in tegen de wensen van Jefferson. De groep van Hamilton verenigde zich als de ‘Federalisten’.
Zowel de Federalisten als de Democratisch-Republikeinen worden tegenwoordig als voorlopers van de eerste politieke partijen gezien. Ze hadden hun eigen standpunten en hielden zelfs voorverkiezingen om hun eigen kandidaat voor de presidentsverkiezingen te selecteren. Toch wisten deze partijen nooit zo door te dringen tot het leven van de ‘gewone’ Amerikaan als de partijen nu doen. De afstand tussen politici en de kiezers was destijds veel groter. Er waren natuurlijk nog geen tv of radio die de speeches van kandidaten rechtstreeks bij de mensen in de huiskamer brachten. Doordat de verkiezingen ook nog indirect waren in die tijd, was de gemiddelde Amerikaan sowieso veel minder betrokken bij de politiek. Pas vanaf de jaren 1820 deed de échte partijpolitiek zijn intrede in Amerika.
Einde van de Federalisten
Tot aan de verkiezingen van 1816 was er telkens een kandidaat van de Federalisten en één van de Democratisch-Republikeinen geweest. Hiervoor waren speciale voorverkiezingen georganiseerd, de zogeheten ‘caucuses’, die nu nog steeds bestaan. Het verschil met nu is dat bij de caucuses van toen alleen Congresleden mochten stemmen.
In 1820 werd er echter voor het eerst geen kandidaat namens de Federalisten naar voren geschoven. De Federalisten waren in de jaren daarvoor volledig uit elkaar gevallen. Na de dood van Washington en Hamilton was er geen nieuwe leider meer opgestaan. Zittend president James Monroe van de Democratisch-Republikeinen werd daarop bij de verkiezingen van 1820 zonder tegenstand herkozen. De macht in de Amerikaanse politiek lag nu volledig bij de Democratisch-Republikeinen. Zonder de oude tegenstelling leek het partijenstelsel daardoor al voorbij voordat het echt begonnen was.
Nieuwe splitsing
Tijdens de jaren 1820 hadden de Democratisch-Republikeinen vrij spel in de Amerikaanse politiek. Toch ontstond er al vrij snel wrijving binnen deze groep. President John Quincy Adams, verkozen in 1824, botste vaak met andere Congresleden. Adams probeerde namelijk opnieuw een nationalisatie in de Amerikaanse politiek teweeg te brengen, wat eens te meer tot weerstand leidde.
De groep van Adams noemde zichzelf de Nationale Republikeinen en stonden nu weer tegenover de Democratisch Republikeinen. Deze laatste groep was door het gebrek aan weerstand een beetje ingezakt, maar probeerde nu weer met man en macht de autonomie van de staten te verdedigen.
Zo ontstond eigenlijk dezelfde tweedeling die voor 1820 ook al bestond. Een groot verschil was echter dat de partijen zich vanaf dat moment veel nationaler en open gingen organiseren. Zo kwamen er bijvoorbeeld steeds meer lokale comités. Ook werden nationale conventies opgericht, waar de kandidaten voor presidentsverkiezingen gekozen werden. Die conventies bestaan nu ook nog steeds en zijn grootse politieke evenementen. De partijen werden op die manier steeds massaler.
Dit laatste kwam ook omdat steeds meer staten besloten om het volk rechtstreeks hun kiesmannen te laten kiezen. Veel staten hadden dat tot die tijd nog aan hun staatsparlementen overgelaten Op die manier ging de opkomst van echte politieke partijen in Amerika gepaard met een toenemende democratisering in het land.
Ook een mentaliteitsverandering bij de Amerikanen zelf had invloed. Onder leiding van de latere Democratische president Martin van Buren begonnen steeds meer Amerikanen in te zien dat tegenstellingen en strijd een belangrijk onderdeel van de (Amerikaanse) politiek waren geworden. Het bestaan van partijen om de verschillende belangen te verdedigen werd daardoor steeds meer geaccepteerd door de politici én de bevolking. Die acceptatie maakte het dus steeds normaler dat mensen zich op politiek niveau in partijen gingen organiseren.
Whigs en Democraten
De tweestrijd in de Amerikaanse politiek werd in de late jaren 1820 versterkt door het aantreden van Andrew Jackson als president. Jackson had veel volgers, maar bijna net zo veel tegenstanders. Veel tegenstanders vonden hem te autoritair en noemden hem daarom gekscherend Koning Andrew I. Deze groep kwam voort uit de Nationale Republikeinen en veranderde hun naam uiteindelijk in de Whigs. De naam was geïnspireerd door de gelijknamige Britse partij, die zich in het Verenigd Koninkrijk fel verzette tegen de groeiende macht van de koning in dat land.
De presidentsverkiezingen van 1836 waren de eerste verkiezingen waarbij de Whigs en Democratisch-Republikeinen (vanaf dat moment gewoon de Democraten) tegenover elkaar stonden. De Whigs waren echter geen heel lang leven beschoren in de Amerikaanse politiek. De partij bestond uiteindelijk maar twintig jaar, waarin het twee presidentsverkiezingen won. In beide gevallen was hen dat gelukt met grote oorlogshelden, William Henry Harrison in 1840 en Zachary Taylor in 1848.
Doordat het volk (lees: de witte mannelijke bevolking) steeds meer invloed kreeg op de verkiezingen, moesten de partijen zich daar wel aan aanpassen. De retoriek was steeds meer gericht op het volk. Presidenten moesten vóór het volk regeren en het liefst ook mannen ván het volk zijn. De plannen van presidentskandidaten moesten daarnaast ook gemakkelijker uitgelegd worden. Het groeiende aantal mannen dat mocht stemmen was immers niet altijd even goed opgeleid. Het taalgebruik van de elite verschilde echter nog erg van dat van de ‘gewone burger’. De boodschap moest daarom vaak versimpeld worden.
De Whigs en Democraten groeiden uit tot nationale partijen, die met elkaar de Amerikaanse politiek domineerden tot vlak voor de Amerikaanse Burgeroorlog. De Whigs stonden een sterke nationale regering voor, vooral op het gebied van financiën en economie. De Democraten waren daarentegen nog altijd fel gekant tegen te veel invloed van de regering. Zij waren met name bang dat de Whigs eropuit waren hun ideeën en idealen aan de Amerikaanse burgers op te dringen.
Toch waren er ook nog altijd tegenstanders van beide partijen. De jaren 1840 en 1850 kenmerkten zich door de opkomst van vele kleine partijen die het gezag van de Whigs en Democraten probeerden aan te tasten. Veel succes hadden deze partijen echter niet. De meesten bleven enkel actief op lokaal niveau, terwijl de partijen die wel op nationaal niveau kandidaten aanleverden, dit niet lang volhielden. De meeste partijen werden zodoende snel weer opgeheven of opgenomen door één van de twee grote partijen.
Het einde van de Whigs en opkomst van Republikeinen
De dominantie van de Whigs en Democraten duurde niet eeuwig. In de jaren 1850 nam met name de steun voor de Whigs in rap tempo af. Dit had er voornamelijk mee te maken dat de Amerikaanse samenleving in die jaren steeds meer verdeeld raakte over de slavernijkwestie. Doordat het land steeds verder naar het westen uitbreidde, werd deze kwestie nog hardnekkiger. Moest de slavernij wel of niet worden uitgebreid naar de nieuwe staten in het westen? Deze gevoelige kwestie leidde tot een breuk in de samenleving die ook de politieke partijen raakte.
In de jaren 1850 probeerden verschillende Amerikaanse presidenten door middel van compromissen de slavernijkwestie op te lossen. In 1854 barstte de bom toen de Kansas-Nebraska Act nieuwe slavernijstaten in het westen toestond. De zuidelijke politici waren eensgezind voor, waardoor het verschil tussen Democraten en Whigs daar vervaagde. De Whigs verdwenen daardoor volledig van het toneel in het zuiden en konden ook in het noorden weinig stemmen meer trekken. De Democraten bleven bestaan, maar waren nu gesplitst in een noordelijke en zuidelijke variant. Het wegvallen van de Whigs bood ruimte voor een nieuwe partij: de Republikeinen.
De Republikeinen vergaarden al snel veel aanhangers in de Noordelijke Staten. In tegenstelling tot de Democraten namen zij namelijk een veel sterkere positie tegen slavernij in. Hun voornaamste doel was om de mogelijke uitbreiding van slavernij naar het westen tegen te gaan. Dit zorgde er natuurlijk voor dat men in het zuiden fel tegen de nieuwe Republikeinen gekant was.
De aanhang in het noorden bleef echter groeien. De druppel die de emmer deed overlopen volgde vervolgens bij de Presidentsverkiezingen van 1860. De overwinning van de Republikeinse kandidaat Abraham Lincoln zorgde voor de definitieve breuk tussen Noord en Zuid, met alle gevolgen van dien…
Wil je meer lezen over de geschiedenis van de Amerikaanse presidentsverkiezingen? Klik dan hier!
bronnen
Sandy Meisel, Oxford Handbook of American Political Parties and Interest Groups (Oxford, 2010)
Richard M. Current, American History : A Survey ( New York, 1965)
Afbeeldingen:
In de 19e eeuw groeiden de Amerikaanse Presidentsverkiezingen steeds meer tot massale bijeenkomsten uit. Via Wikimedia Commons [Public Domain]
Thomas Jefferson. Via Wikimedia Commons [Public Domain]
Zachary Taylor. Via Wikimedia Commons [Public Domain]