De Trail of Tears: harde tocht die voor duizenden onschuldige doden zorgde
In de negentiende eeuw breidden de Verenigde Staten flink uit naar het westen van het continent. Doordat witte Amerikanen meer en meer land opeisten, moesten inheemse bewoners vaak het veld ruimen en werden gedwongen om te verhuizen. Veel van die gedwongen verhuizingen verliepen dramatisch, maar er was er niet een zo verschrikkelijk als de Trail of Tears, waarbij duizenden oorspronkelijke bewoners omkwamen als gevolg van de harde tocht naar het westen.
De Vijf Geciviliseerde Stammen
Al sinds het begin van de kolonisatie van de Nieuwe Wereld, het huidige Amerika, waren er contacten tussen Europese kolonisten en inheemse volken. Naarmate de koloniën groeiden, kwamen inheemse stammen en kolonisten vaker met elkaar in aanraking. Hoewel veel contacten tussen de inheemse bewoners en kolonisten gewelddadig verliepen, waren er echter ook stammen die op betere voet stonden met de Europeanen. Hieronder waren de stammen die de Europeanen de Vijf Geciviliseerde Stammen noemden: de Cherokee, Muscogee (Creek), Seminole, Chicasaw en de Choctaw, die zich allemaal in het zuidwesten van de Verenigde Staten bevonden. Daar bewoonden zij honderden vierkante kilometers in de latere staten Georgia, Tennessee, Alabama, North Carolina en Florida. Deze inheemse inwoners stonden namelijk niet alleen op relatief goede voet met de kolonisten, maar ook namen ze veel Europese gebruiken en de Engelse taal over.
Omgang met inheemse stammen na de Amerikaanse onafhankelijkheid
Nadat Amerika onafhankelijk was geworden aan het einde van de achttiende eeuw, moest het land omgaan met het vraagstuk wat te doen met de oorspronkelijke bewoners. Er werd besloten dat inheemse stammen als buitenlandse naties gezien zouden worden. Dat betekende dat de inheemse bevolking niet onder bescherming van de grondwet kwam te staan. Hierdoor hadden veel Amerikanen geen moeite met het gebruik van geweld tegen inheemse stammen en het afpakken van land van deze ‘buitenlandse’ naties.
George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten, wilde graag samenleven met de inheemse bevolking, maar dan moesten ze in zijn ogen wel eerst beschaafd worden “opgevoed”. Zijn idee was dat inheemse bevolking Amerikaanse en Europese gebruiken over zou nemen, om vervolgens volledig geaccepteerd te worden in de samenleving. Toch verliep dit niet zo gemakkelijk als Washington had verwacht.
Het “Indianen probleem” en Manifest Destiny
Ondanks dat veel inheemse bewoners zich goed wisten aan te passen aan de omgangsnormen van de witte Amerikanen, werden ze door een groot deel van de bevolking alsnog niet geaccepteerd. De Amerikanen spraken van het “Indianen probleem”, het feit dat er oorspronkelijke bewoners woonden op land wat zij opeisten. De bevolking van de Verenigde Staten werd namelijk steeds groter, waardoor steeds meer mensen naar het westen trokken om ‘nieuw’ land te ontdekken. De inheemse stammen die hier al woonden vonden vanzelfsprekend dat zij recht hadden om te blijven leven. Het feit dat veel witte Amerikanen het hier niet mee eens waren, waarbij zij het goddelijk recht zouden hebben om het hele continent in te nemen, is later bekend gaan staan als Manifest Destiny.
Katoenproductie zorgde voor expansie
Zo wilden ook steeds meer kolonisten naar de leefomgeving van de Vijf Stammen trekken. Dit land was namelijk waardevol, omdat er door de weersomstandigheden en de vruchtbaarheid van de grond makkelijk katoen kon worden verbouwd. Katoen was destijds erg waardevol en een van de pijlers onder de Amerikaanse economie. Die economische belangen waren in de ogen van veel Amerikanen voldoende grond om de oorspronkelijke bewoners van hun land af te jagen. Bij het overnemen van deze gebieden waren de Amerikanen niet terughoudend met het gebruik van grof geweld: vee werd gestolen, huizen werden in brand gestoken, steden werden geplunderd en er werden massamoorden gepleegd tegen de inheemse bewoners.
Andrew Jackson ging nog verder
Hoewel de overheid inheemse bewoners probeerde te overtuigen om naar gebieden ten westen van de rivier de Mississippi te verhuizen, gaven slechts weinig mensen hier gehoor aan. Dat veranderde in 1829, toen Andrew Jackson president werd. Hij had de reputatie van oorlogsheld gekregen tijdens oorlogen tegen de Creek en de Seminoles. Zijn topprioriteit was om de inheemse stammen uit ‘zijn’ land te verdrijven. Hij verwoordde dit alsof hij het ook voor de inheemse bevolking zelf deed. Zo claimde Jackson dat de gedwongen verhuizing goed was voor de inheemse bevolking zelf, aangezien er dan niet meer op hen gejaagd zou worden. Ook noemde hij dat “ze hun geluk nu kunnen zoeken bij hun eigen achterlijke instellingen.” In werkelijkheid deed Andrew Jackson dit puur en alleen ten gunste van de witte bevolking.
De Indian Removal Act van 1830
In 1830 ondertekende president Jackson een wet die enorme gevolgen zou hebben voor de inheemse bevolking. De Indian Removal Act zorgde “voor een uitwisseling van land met de Indianen die in een van de staten of territoria wonen, en voor hun verwijdering ten oosten van de rivier de Mississippi.” In de praktijk betekende dit dat de federale overheid inheemse bewoners van hun land mocht verwijderen, om ze verplicht te laten verhuizen naar een gebied ten westen van de Mississippi, waar tegenwoordig de staat Oklahoma ligt. Hier werden kleine leefgebieden gecreëerd voor de stammen, om hen zo toch een gevoel te geven dat de overheid iets voor hen deed. Wel stond er in de wet dat er eerlijke afspraken gemaakt moesten worden en dat de overheid inheemse stammen niet tegen hun zin in mocht wegsturen. Ondanks dat de federale overheid deze regels zelf opstelde, trokken ze zich er in de praktijk weinig van aan.
Choctaw gingen in 1831 als eerste naar het westen
In de winter van 1831 werd de Choctaw de eerste stam die onder dwang hun leefgebied moest verlaten. Ongeveer 15.000 mannen, vrouwen en kinderen moesten de 1500 kilometer lange tocht te voet afleggen, zonder dat de overheid voedsel en andere hulp verstrekte. De Choctaw moesten in de barre winterkou te voet door uitgestorven gebieden waar geen voedselvoorraden voor grote groepen mensen beschikbaar waren, laat staan medische voorzieningen. De tocht was daarbij een bijzonder zware inspanning. Wegen waren er niet of nauwelijks en de Choctaw moesten zich te voet een weg banen door gebieden met ruige bergen, dichtbegroeide bossen en uitgestrekte vlaktes zonder beschutting, waarbij het gras tot aan de knieën kwam. Deze omstandigheden maakten de tocht tot een hel. Veel mensen stierven onderweg en een Choctaw leider beschreef de reis als een “tocht van tranen en de dood”. De Franse historicus Alexic de Tocqueville was ooggetuige van de oversteek van een groep Choctaw over de bevroren Mississipi in december van het jaar 1831. Later schreef hij dat de slachtoffers helemaal niks bij zich hadden, nog “geen tent of wagen, alleen de wapens en een klein beetje voorraden.” Hij vervolgde zijn verslag met wat hij zag: “Ik zag 373 van hen aan boord gaan om de machtige rivier over te steken, en die gebeurtenis zal nooit meer uit mijn herinneringen verdwijnen. Er was geen schreeuw of snik te horen onder de verzamelde menigte; iedereen was stil. Ze wisten dat de ramp onherstelbaar was.” Ongeveer dertig procent overleefde de reis niet.
Creek volgden enkele jaren later
Een paar jaar later, in 1836, volgden de Creek. Net als de Choctaw moesten de Creek een barre tocht afleggen, door uitgestorven gebieden, waarbij veel mensen omkwamen. De dood maakte geen onderscheid tussen baby’s of ouderen, mannen of vrouwen. Niet alleen uitputting kostte veel mensen het leven, door het totale gebrek aan medische en sanitaire voorzieningen gingen er onderweg veel ziektes rond. Tyfus en cholera waren slechts enkele van de vele ziektes die de ronde deden. Kou en honger deden de rest. Een kleinzoon van twee overlevenden deelde in 1938 het verhaal van zijn opa en oma in een lokale krant in Okhaloma: “Mijn opa vertelde me dat hij de reis op blote voeten had gemaakt, waarbij hij regelmatig bloedige voertafdrukken in de sneeuw achterliet. Het enige wat hij mee had was een kleine bundel kleding en een oud geweer.” Hoewel zijn grootouders de tocht na konden vertellen, kon een groot deel van degenen die de tocht aflegden dit niet. Naar schatting overleefden 3500 van de 15.000 Creek de reis niet.
De Cherokee en het Verdrag van New Echota
De Cherokee wisten niet goed wat ze met de situatie aan moesten. Een deel wilde geld van de overheid aannemen om te verplaatsen, maar een net zo aanzienlijk deel van de stam wilde zich verzetten tegen de overheid. In 1835 stelde een zelfaangewezen volksvertegenwoordiger een deal voor aan de overheid: al het land van de Cherokee ten oosten van de Mississippi, zo’n 28.000 vierkante kilometer, zou naar de federale overheid gaan, in ruil voor vijf miljoen dollar en hulp met de trek naar het westen. De overheid ging akkoord en het Verdrag van New Echota werd gesloten.
Toen de zogenaamde ‘vertegenwoordiger’ terugkeerde, was een groot deel van de Cherokee woedend. Deze zelfaangewezen ‘volksvertegenwoordiger’ had met niemand van het volk overlegd en handelde volledig op eigen houtje. Een groot deel van de bevolking stond niet achter de acties en Cherokeeleider John Ross zocht een oplossing. Hij startte een petitie waarin hij stelde “beroofd te worden van elk element van vrijheid” en zamelde 16.000 handtekeningen in, om die vervolgens naar het Congres te sturen. Hierin riep hij het Congres op om het verdrag niet goed te keuren, maar dat was tegen dovemans oren gericht. Hierdoor moesten de Cherokee de Choctaw en Creek achterna naar het westen.
Net als bij de stammen die eerder vertrokken waren, was de tocht allesvernietigend. Een soldaat uit Georgia, die de Cherokee tegenkwam tijdens hun trek, vertelde later dat hij tijdens oorlogen al flink wat had meegemaakt, “maar de verdrijving van de Cherokee was het wreedste wat ik ooit heb gezien.” Ook tijdens de tocht van de Cherokee kwamen veel mensen om.
Nasleep van de Trail of Tears
De gedwongen verplaatsing van de inheemse bewoners van het zuidoosten van de Verenigde Staten richting het huidige Oklahoma duurde uiteindelijk twintig jaar, van 1830 tot en met 1850. Deze Trail of Tears (pad van tranen) is de geschiedenis in gegaan als een van de dodelijkste verplaatsingen van inheemse volken in de Amerikaanse geschiedenis. De Amerikaanse overheid schatte destijds dat er enkele honderden doden waren gevallen, maar dit is een zware onderschatting van het daadwerkelijke aantal slachtoffers. Hoewel er geen exacte aantallen vast te stellen zijn, hebben historici redelijk betrouwbare schattingen kunnen maken. In totaal zijn er tussen de zestig- en honderdduizend inheemse bewoners onder dwang van de overheid verplaatst. Naar schatting zouden zo’n 15.000 van hen tijdens de tocht de dood hebben gevonden. Uit deze schattingen blijkt dat tussen de vier- en vijfduizend Cherokee, vierduizend Choctaw, 3500 Creek en nog enkele duizenden inwoners van andere stammen overleden.