Hoe een Oostenrijkse bank het protectionisme van de jaren ‘30 in gang zette
Protectionisme vierde hoogtij tijdens de economische depressie van de jaren dertig. Hoewel eind jaren twintig de tarieven al waren gestegen, kwam de vloedgolf aan handelsbarrières vanaf de zomer van 1931. Aanleiding was een bankencrisis in Europa. In het middelpunt stond de Weense bank Credit Anstalt. Die kwam stevig in de problemen en dat leidde tot onbeheersbare ontwikkelingen op het economische wereldtoneel.
Het weer was wisselvallig op 10 mei 1931 tijdens de jaarlijkse Weense paardenrace Traber Derby. Vele duizenden toeschouwers waren er getuige van hoe het paard Heinrich een recordtijd reed. Onder de aanwezigen waren ook de Oostenrijkse bondskanselier Otto Ender en zijn minister van Financiën Otto Juch. Voor hen was het niet alleen een plezieruitje. Het was ook een afleidingsmanoeuvre tijdens de lastige onderhandelingen over de redding van de Oostenrijk bank Credit Anstalt.
Financieel kolos
Credit Anstalt was sinds de oprichting in 1855 uitgegroeid tot de grootste bank van Oostenrijk, maar was in financiële problemen geraakt. Als financieel kolos was de bank vaak in verschillende rollen bij veel economische activiteiten in Oostenrijk betrokken, bijvoorbeeld als verstrekker van leningen en als aandeelhouder. Dat maakte Credit Anstalt dubbel kwetsbaar bij de neergaande economie van eind jaren twintig. En dat terwijl de bank er toch al niet zo rooskleurig voor stond. Door de hyperinflatie uit de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog bedroeg de waarde van het kapitaal van Credit Anstalt in 1925 nog maar 15% van dat in 1913.
Verdrag van Saint-Germain
Ook het Verdrag van Saint-Germain – dat Oostenrijk in 1919 als een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog kreeg opgelegd – droeg bij aan de problemen. Het verdrag deelde Oostenrijk-Hongarije op en landen als Polen, Joegoslavië en Tsjechoslowakije verschenen (weer) op de kaart. Wenen was altijd het financieel centrum van de dubbelmonarchie geweest. Credit Anstalt had moeten kiezen tussen de nieuwe politieke grenzen of de oude economische invloedssferen. De bank koos voor het laatste. Maar de nationale banken in de nieuwe landen konden hun diensten vaak goedkoper aanbieden. Dat zorgde ervoor dat alleen de meest risicovolle activiteiten voor Credit Anstalt overbleven.
Politieke bemoeienis
Tot slot oefende de Oostenrijkse regering druk uit om slecht presterende bedrijven te blijven steunen om daarmee de gevolgen van de economische neergang te beperken. Dat scheepte Credit Anstalt op met steeds grotere verliezen op leningen, omdat die bedrijven die leningen niet konden terugbetalen. Credit Anstalt had eind jaren twintig als gevolg van politieke bemoeienis ook een concurrent moeten overnemen die in de problemen was geraakt. Dat had de bank zelf geen goed gedaan.
Reddingsoperatie
Op 8 mei 1931 stelde Credit Anstalt de Oostenrijkse regering op de hoogte van haar grote financiële problemen. Die kwam meteen in actie, want de bank was too big to fail, te groot en te belangrijk voor Oostenrijk om te laten vallen. Geheim topoverleg moest zorgen voor een reddingsoperatie en een publieke paniekreactie voorkomen. Het was een van de redenen waarom Ender en Juch op de renbaan deden alsof het gewone leven doorging. Uiteindelijk kwam de regering met een plan waarbij de overheid, de bank, de aandeelhouders, de Oostenrijkse Centrale Bank en de oprichters en de bestuurders van de bank, de familie Von Rothschild, allen bijdroegen om de verliezen te dekken en de bank van nieuw kapitaal te voorzien. Het bleek alleen niet voldoende.
Bankrun
Op 11 mei 1931 werden de problemen van Credit Anstalt samen met het reddingsplan naar buiten gebracht. De verwachting was dat met de getroffen maatregelen de rust zou worden bewaard. Het tegenovergestelde was waar. De financiële malaise van de bank bracht een grote schok teweeg. De Oostenrijkers haalden in paniek vier dagen lang massaal geld weg bij Credit Antstalt en andere Oostenrijkse banken.
Gevoelige snaar
De Centrale Bank gaf makkelijk kredieten, waardoor de getroffen banken genoeg middelen hadden om in de enorme vraag naar contant geld te voorzien. Dat zorgde voor herstel van het vertrouwen in de banken. Behalve in Credit Anstalt. Rond die bank bleven hardnekkige geruchten dat de problemen groter waren dan bekend was (geruchten die later waar bleken te zijn: de problemen waren maar liefst zeven keer zo groot). Dit aanhoudende wantrouwen, het beleid van de Centrale Bank en de redding door de overheid raakten in Oostenrijk een gevoelige snaar.
Hyperinflatie
Ruim tien jaar voordat de problemen bij Credit Anstalt aan het licht kwamen, van 1919 tot 1922, had Oostenrijk te maken met hyperinflatie. De Oostenrijkse regering had na de oorlog een stevig begrotingstekort. Dat werd opgelost door het aanzetten van de geldpers. De geldvoorraad nam in die jaren toe met 14 duizend procent. Door de hyperinflatie was de Oostenrijkse kroon uiteindelijk niets meer waard.
Trauma
In 1923 kwam er een einde aan de hyperinflatie door een lening via de Volkenbond, waarmee Oostenrijk zijn begrotingstekort kon dekken. In ruil daarvoor werd de Gouden Standaard hersteld, kwam er een onafhankelijke centrale bank en kreeg de overheid beperkingen opgelegd om in de toekomst al te uitbundig de geldpers te gebruiken. Het Oostenrijkse publiek was door de naoorlogse traumatische financiële ellende echter uitermate gevoelig geworden voor ook maar de kleinste dreiging van inflatie. De redding van Credit Anstalt wakkerde precies die angst aan.
Terugkerende angst voor inflatie
Vooral het ruime kredietbeleid van de Centrale Bank joeg de angst voor inflatie aan. Daarbij speelde mee dat Oostenrijk een lening had gekregen om haar aandeel in de redding te financieren. In ruil daarvoor moest het land zich echter garant stellen voor alle uitstaande schulden, terwijl er nog steeds geruchten waren dat de verliezen bij Credit Anstalt groter waren dan bekend was. Het land had in 1930 door de economische crisis ook voor het eerst weer een begrotingstekort, en geen opgebouwde reserves. De gevolgen van de terugkerende angst voor inflatie waren funest.
Valutacrisis in Oostenrijk
Na de hyperinflatie van de jaren twintig had Oostenrijkse de kroon ingewisseld voor de schilling. Deze munt was een van de stabielste van Europa geworden. Dat kwam mede door de vaste wisselkoers binnen de Gouden Standaard. Door de groeiende angst voor inflatie werd steeds meer getwijfeld of Oostenrijk deze stabiliteit van de waarde van de munt kon handhaven. Anders gezegd: de algemene verwachting was dat de munt steeds minder waard zou worden en uiteindelijk zou worden afgewaardeerd. Mensen gingen massaal de Oostenrijkse schilling inwisselen voor buitenlandse valuta, met name Amerikaanse dollars en Britse ponden. Dat putte de reserves van de Centrale Bank snel uit. De Oostenrijkse regering zag zich gedwongen het geldverkeer met andere landen te beperken. Maar dat bleef niet zonder gevolgen.
Voeding protectionisme
De financiële problemen van Oostenrijk brachten de internationale financiële markten in verwarring. Dat resulteerde uiteindelijk in een wereldwijd domino-effect waardoor ook andere landen maatregelen namen om de financiële en economische druk te verlichten. Hongarije en Duitsland legden eveneens het internationale geldverkeer aan banden. Deze maatregel gaf landen ook de mogelijkheid om de import te beperken en daarmee hun eigen bedrijven te beschermen. Het Verenigd Koninkrijk koos er juist voor de eigen munt goedkoper te maken. Dat maakte de producten van Britse bedrijven concurrerender. De wereld zag het protectionisme steeds meer worden gevoed door de continue verspreiding van maatregelen die handel en kapitaalverkeer beperkten. Het duurde jaren voordat de gevolgen daarvan werden opgelost.
Gewed op het verkeerde paard
De financiële problemen in Oostenrijk waren niet de reden, maar wel de aanleiding voor de golf van protectionisme die de wereld in het begin van de jaren in de vorige eeuw overspoelde. Credit Anstalt en het banksysteem in Oostenrijk werden uiteindelijk gered, maar tegen extreem hoge kosten. Voor het land zelf, en voor andere. Misschien was er in het weekend van de Traber Derby toch op het verkeerde paard gewed.
Bronnen:
- Schubert, A., The Credit Anstalt Crisis of 1931, Cambridge 1991
- Irwin, D. A., Peddling Protectionism. Smoot-Hawley and the Great Depression, New Jersey 2011
- Eichenbreen, B., Irwin, D., The slide to Protectionism in the Great Depression: Who Succumbed and Why? In: Journal of Economic History 70, 872-898, 2010