saturnus en jupiter

Samenstand van Saturnus en Jupiter: een 'gewoon' verschijnsel of een teken van onheil?

Veel mensen kijken de komende nachten omhoog. Vanaf aarde lijkt het namelijk alsof de planeten Saturnus en Jupiter zo dicht bij elkaar staan, dat ze elkaar raken. Het is voor het eerst in 800 jaar dat de planeten zo dicht bij elkaar lijken te staan.

De samenstand van de twee grootste planeten van ons zonnestelsel is zo bijzonder dat die de ‘grote conjunctie’ wordt genoemd. Hoewel, samenstand, de planeten zijn in werkelijkheid nog honderden miljoenen kilometers van elkaar verwijderd. Maar van ons perspectief lijkt het alsof ze heel dicht bij elkaar staan. En dat gebeurt niet vaak. De laatste keer dat Saturnus en Jupiter zo dicht bij elkaar stonden, was in 1623.

Hoe komt dat?

Naar aardse maatstaven doet Jupiter er iets minder dan twaalf jaar over om een rondje rond de zon te draaien. Saturnus doet daar iets minder dan dertig jaar over. Dat betekent dat de planeten ongeveer eens in de twintig jaar ‘dicht’ bij elkaar staan. Maar, omdat de banen die de twee planeten rondom de zon draaien een beetje ‘scheef’ liggen ten opzichte van elkaar, staan ze zelden zo dicht bij elkaar als nu. En dan moet het moment dat de planeten elkaar het dichtste naderen, natuurlijk ook nog ’s nachts gebeuren. Een zeldzame gebeurtenis dus. 


Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!


De Grote Conjunctie in de geschiedenis

Maar dus niet voor het eerst. Al eeuwen kijken mensen omhoog naar de sterren en zulke conjuncties zijn dus al veel vaker waargenomen. Niet alleen die van Saturnus en Jupiter, maar ook conjuncties van andere planeten en sterren zijn vaker gezien en beschreven. In de twaalfde en dertiende eeuw raakten Europese geleerden bekend met deze conjunctie door Arabische geschriften die naar het Latijn werden vertaald. Volgens die geschriften had de conjunctie van de twee grote planeten een groot effect op het leven op aarde.

Dat paste in een bredere traditie, waarin ondanks de Christelijke leer, de stand van hemellichamen vaak werd geïnterpreteerd als een signaal voor wat er komen ging. Zulke ideeën werden bevestigd door veel wetenschappers van die tijd, onder wie de Franse kardinaal Pierre d’Ailly (1350-1420). Hij bestudeerde de conjunctie van Saturnus en Jupiter en rekende uit wanneer zulke conjuncties in het verleden hadden plaatsvonden. Daarbij zag hij dat de data die hij uitgerekend had, vaak overeenkwamen met belangrijke historische of politieke gebeurtenissen. En dat betekende ook dat conjuncties gevolgen hadden voor de toekomst. Aan de hand van zulke berekeningen, stelde hij vast dat een conjunctie van Saturnus en Jupiter de komst van de Antichrist zou aankondigen en volgens de berekeningen van d’Ailly zou dat omstreeks 1789 gaan gebeuren. Die uitkomst, dat de samenstand van Jupiter en Saturnus de voorbode was van onheil, past goed binnen de geest van de tijd waarin de kardinaal leefde. Het Westers Schisma dreigde de katholieke kerk te verscheuren en de Honderdjarige Oorlog woedde in Frankrijk. De zoektocht van d’Ailly was niet dus niet een wetenschappelijke zoektocht naar kennis, maar een zoektocht naar de bevestiging van astrologische theorieën. Toch waren de berekeningen van de kardinaal geen totale onzin.

Ster van Bethlehem?

Een van de data waarop Saturnus en Jupiter volgens d’Ailly samen waren gekomen, viel ongeveer rondom de geboorte van Christus. D’Ailly bedacht dat deze conjunctie de Ster van Bethlehem was. En Kepler (1571-1630) berekende dat zoiets inderdaad in het jaar 7 voor Christus gebeurd is. Dichtbij de veronderstelde geboortedatum van Jezus. Volgens moderne berekeningen stonden Jupiter en Saturnus in dat jaar vanaf Aarde gezien drie keer dicht bij elkaar, de laatste keer in december. Volgens een populaire theorie zou die herhaaldelijke conjunctie van Saturnus en Jupiter de verklaring zijn voor het verhaal van de kerstster die de drie wijzen uit het oosten volgens het Evangelie van Mattheüs de weg wees naar het kindeke Jezus.

Galileo Galilei

De geschiedenis van de studies naar Saturnus kunnen natuurlijk niet los worden gezien van het werk van Galileo Galilei. Galilei ontdekte in 1610 de ringen van Saturnus, hoewel hij met zijn telescoop nog niet kon zien dat het ringen waren. Daarom omschreef die als ‘oren’. In datzelfde jaar ontdekte hij ook vier manen van Jupiter. Dat die planeten in 1623 heel dicht bij elkaar stonden, is echter aan de wetenschapper voorbij gegaan. Doordat de twee planeten vanaf Aarde gezien vlak naast de zon stonden, was de samenstand vanaf Aarde hoogstwaarschijnlijk onzichtbaar.

De astrologie uit de tijd van d’Ailly is inmiddels vervangen voor astronomie. Sterrenkundigen proberen niet meer de gebeurtenissen in de wereld te verklaren aan de hand van de bewegingen van de hemellichamen. Maar toch kijken over de hele wereld veel mensen even omhoog als op 21 december de twee planeten zo dichtbij elkaar lijken te staan. Gewoon omdat het wel een bijzonder is. En als het té bewolkt is, hoeven we gelukkig niet nog eens eeuwen te wachten. De volgende keer dat Saturnus en Jupiter zo dicht bij elkaar staan is ‘al’ in 2080.

Ook interessant: 

Tijdperken: 

Onderwerpen: 

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!

Nu in de winkel

Het nieuwe nummer is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.