Heimatvertriebenen: de vergeten vervolging
Het ongekende menselijk leed tijdens de Tweede Wereldoorlog is de afgelopen zeventig jaar breed uitgemeten in boeken, tijdschriften en musea. Sommige aspecten zijn hierbij echter nog steeds onderbelicht gebleven. Een voorbeeld hiervan zijn de heimatvertriebenen, de Duitsers die aan het einde van de oorlog uit Oost-Europa zijn verdreven. Maar weinig mensen weten dat in deze gedwongen migratie 12 tot 14 miljoen mensen van hun geboortegrond werden verdreven.
Eind 1944 bereikte het Rode Leger de grenzen van Nazi-Duitsland. In de drie jaar daarvoor was er met ongekende wreedheid gevochten in de Sovjet-Unie, waarbij Hitlers ambities voor een raciaal Utopia miljoenen slachtoffers hadden gemaakt. Dit leed was niet voorbijgegaan aan de Russische soldaten, die nu brandden van de razernij en wraaklust tegenover de Duitsers. Toen ze in januari 1945 de Duitse provincie Oost-Pruisen binnenvielen, sloegen ze vrijwel meteen aan het plunderen, moorden en verkrachten. Toen het nieuws van dit geweld zich verspreidde, sloegen de inwoners van Oost-Pruisen in paniek op de vlucht.
Geplande deportaties
De massale exodus van de Duitsers uit Oost-Europa was echter niet slechts een gevolg van de spontane wraakacties, maar ook een zorgvuldig gepland politiek beleid van de geallieerden. De geallieerde beleidsmakers zagen het bestaan van omvangrijke Duitse minderheden in Oost-Europa namelijk als een permanente bedreiging voor de vrede en stabiliteit op het continent.
Etnische conflicten
Tijdens het interbellum hadden de verschillende etnische minderheden in Oost-Europa namelijk een constante bron van conflict gevormd. Bijvoorbeeld in Tsjecho-Slowakije, waar de drie miljoen etnische Duitsers bijna een kwart van de totale bevolking uitmaakten. Mede door discriminerende maatregelen namen de confrontaties tussen deze Sudeten-Duitsers en Tsjechen in rap tempo toe. Een steeds groter deel van de Sudeten-Duitsers schaarde zich hierdoor achter de Nazipartij en begon actief de annexatie door Duitsland na te streven. Net als bij de Duitse minderheid in Polen, had Hitler de onderdrukking van deze Duitse minderheden breed uitgemeten en overdreven in de staatspropaganda, om de verovering van deze landen te rechtvaardigen. Zijn ambitie om alle Duitsers in Europa in één staat te verenigen, was bovendien een van Hitlers drijfveren geweest achter zijn expansionistische beleid.
Polen gecompenseerd
Om deze potentiële bron voor toekomstig conflict weg te nemen, waren Churchill, Stalin en Roosevelt overeengekomen dat miljoenen Duitsers uit Oost-Europa zouden worden gedeporteerd. Daarbij kwam ook nog eens dat Stalin niet van plan was de Poolse gebieden die de Sovjet-Unie had veroverd op te geven. Om Polen te compenseren, kreeg het land grote stukken van Oost-Pruisen en al het Duitse gebieden tot aan de rivieren de Oder en de Neisse toegewezen. Sommige van deze gebieden waren al eeuwen Duits geweest. Ook hieruit zou men dus de Duitsers moeten verwijderen, om ruimte te maken voor de Polen die Stalin op zijn beurt had verdreven.
Oost-Europese wraak
De deportaties werden na de oorlog overgelaten aan de Oost-Europese naties zelf. Deze landen hadden enorm geleden onder de Duitse bezetting. Het is dan ook niet verassend dat de gedwongen migratie van de Duitsers met een grote hardvochtigheid gepaard ging. Na een korte golf van lynchpartijen, begon de systematische verdrijving van de Duitse minderheden. Hele gemeenschappen werden opgepakt en in inderhaast opgebouwde interneringskampen geplaatst, in afwachting van hun transport. Ook voormalige vernietigingskampen als Theresienstad en Auschwitz werden voor dit doel gebruikt. De omstandigheden in deze kampen waren zeer slecht. De voeding en hygiëne waren volstrekt ontoereikend, er vonden regelmatig mishandelingen plaats en seksueel geweld tegen Duitse vrouwen kwam op ongekende schaal voor.
Gedwongen marsen
Naast deze kampen zorgden ook de gedwongen marsen voor veel menselijk leed. Hele dorpen kregen hierbij soms maar een kwartier om hun spullen te pakken, waarna ze onder dreiging van geweren naar de grens moesten lopen. Hoewel de schattingen over het totaal uiteenlopen, zijn er toch minstens een half miljoen mensen gestorven bij deze gedwongen migratie. Alles bij elkaar zijn er tussen de 12 en 14 miljoen Duitsers uit Polen, Hongarije Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Joegoslavië en de Sovjet-Unie verdreven.
Verassend soepele integratie
Van de heimatvetriebenen kwam het grootste gedeelte in West-Duitsland terecht. De instroom van miljoenen ballingen verliep verassend soepel. Natuurlijk was er veel woede onder de heimatvertriebenen, ze verlangden er hevig naar om terug te keren naar hun thuisland en richtten daarvoor een eigen belangenorganisatie op. De West-Duitse kanselier Adenauer zette zich echter in voor hun belangen. Hij stelde een speciale belasting in om de heimatvertriebenen voor hun verlies te compenseren en richtte een speciaal ministerie voor hen op. Daarnaast begonnen de heimatvertriebenen al snel mee te profiteren van de naoorlogse economische boom in West-Duitsland, waardoor ze het in materieel opzicht beter hadden dan ooit. Doordat ze op cultureel gebied in feite al Duits waren, waren ze begin jaren ’60 voor het merendeel geïntegreerd. Ondanks dit is de bitterheid voor hun verlies onder de heimatvertriebenen blijven voortleven. Pas recent is er aandacht gekomen voor hun leed, dat in de geschiedschrijving grotendeels onderbelicht is gebleven.