De rumoerige geschiedenis van het Griekse koningshuis
Op 18 maart 1913 werd George I, de toenmalige koning van Griekenland, vermoord in Thessaloniki. Zijn dood leidde een chaotische periode voor het Griekse koningshuis in, met abdicaties, revoluties en moord. Het verhaal van de Griekse ‘royals’ voelt bijna aan als een soapserie.
Otto I - De eerste koning
George I was niet de eerste koning van Griekenland. In 1832, vlak na de onafhankelijkheid van Griekenland, was de Duitse prins Otto aangewezen als eerste koning. Otto regeerde echter als een absoluut vorst en was daardoor niet echt populair bij de arme Griekse bevolking. Na een reeks revoluties werd hij in 1862 uiteindelijk gedwongen af te treden.
George I – Geliefd en verguisd
Na het gedwongen vertrek van Otto moesten de Grieken op zoek naar een nieuwe koning. Weinig vorstenhuizen in Europa hadden zin om een zoon naar het onrustige Griekenland te sturen, maar uiteindelijk was de Deense prins Christian bereid om de zware taak op zich te nemen. Als George I trad hij aan als de nieuwe Griekse koning.
Ook hij had echter met flink wat onrust in het land te maken, zoals oorlogen met het Ottomaanse Rijk en verschillende couppogingen. George I wist met een reeks hervormingen de Griekse politiek echter een stuk stabieler te maken, wat hem steeds geliefder maakte bij het volk. Daarnaast had hij ook op militair vlak succes. Onder leiding van George veroverde Griekenland veel grondgebied tijdens de Balkanoorlogen van 1912 en 1913. Tijdens een overwinningstocht door het pas veroverde Thessaloniki werd George echter plotseling doodgeschoten door een doorgedraaide schutter.
Grote chaos
George werd opgevolgd door zijn oudste zoon, koning Constantijn I. Onder Constantijn ontstond grote chaos en tweedeling in Griekenland. Constantijns minister-president Eleftherios Venizelos was voorstander van nieuwe gebiedsuitbreiding ten koste van het Ottomaanse Rijk. Hij wist een aanzienlijk deel van de Grieken achter zijn plannen te krijgen. Constantijn koos echter de kant van de Grieken die moe waren van alle oorlogen en Griekenland het liefst wat kleiner hielden. Onder de aanhangers van Constantijn zaten veel ambtenaren die belangrijke overheidsfuncties bekleedden en zij wilden deze niet afstaan aan ‘nieuwe’ Grieken uit de pas veroverde gebieden.
De Eerste Wereldoorlog was echter uitgebroken en Venizelos wilde maar wat graag dat de Grieken mee zouden vechten met de geallieerden, tegen de Ottomanen en Bulgaren. Constantijn was tegen dit plan, maar de geallieerden wilden graag Griekenland aan hun zijde hebben. Met behulp van de Fransen wist Venizelos Constantijn te dwingen om in het buitenland in ballingschap te gaan. Constantijn zag zich genoodzaakt om zijn oudste zoon George ook mee te nemen. Zijn tweede zoon Alexander bleef echter in Griekenland en zo werd hij in 1917 plots de nieuwe koning.
Terugkeer van Constantijn
De pas 24-jarige Alexander I liet de Griekse politiek vrijwel volledig aan Venizelos over. Alexander overleed in 1920 plots door complicaties na een apenbeet. Nadat Venizelos de daaropvolgende verkiezingen verloor, zag Constantijn zijn kans schoon om terug te keren uit zijn ballingschap.
Hij werd opnieuw koning maar niet lang daarna brak er toch weer oorlog uit met buurland Turkije. De oorlog verliep desastreus voor Griekenland, wat resulteerde in enorme economische en humanitaire schade. Constantijn kreeg de schuld van dit alles en moest in 1922 daarom opnieuw zijn land ontvluchten.
George II en de afschaffing van de monarchie
Na het vertrek van Constantijn kwam zijn oudste zoon George II, alsnog op de Griekse troon terecht. De Grieken hadden het inmiddels helemaal gehad met het koningshuis en nog geen jaar na het aantreden van George II besloten zij in een referendum tot afschaffing van de Griekse monarchie. De wispelturigheid van de Grieken was echter nog niet voorbij. In 1935, na heel wat chaotische jaren, werd de monarchie nieuw leven ingeblazen en werd George II weer teruggehaald.
George II zou op dat moment ongetwijfeld op wat rustige jaren gehoopt hebben, maar moest zijn land al snel opnieuw verlaten. Na de Italiaanse inval in 1941 ging hij opnieuw in ballingschap. Na de oorlog kozen de Grieken er in een referendum voor om de monarchie weer te herstellen, waarop George in 1946 terug kon keren. Een jaar later overleed hij echter.
De laatste Griekse koningen
Koning George II was kinderloos gestorven, waardoor hij in 1947 werd opgevolgd door zijn jongere broer Paul I. Dit betekende dat alle drie de zonen van Constantijn I nu koning van Griekenland waren geweest. Paul bleef tot aan zijn dood in 1964 koning van het land, een periode waarin hij onder andere te maken had met een burgeroorlog. Desalniettemin kan zijn regeerperiode waarschijnlijk nog als de meest rustige in de geschiedenis van het land worden beschouwd.
Onder zijn opvolger, Constantijn II, kwam het daarna tot een definitief einde van de Griekse monarchie. In 1967 werd Constantijn verbannen na een coup van het Griekse leger. In ballingschap bleef hij tot 1973 nog officieel koning van Griekenland. Toen daar na een nieuwe coup de democratie werd hersteld, stemde de Griekse bevolking maar weer voor afschaffing van de monarchie.
Deze keer bleek deze beslissing wél definitief, waardoor er een einde kwam aan de rumoerige geschiedenis van het Griekse koningshuis.
Bronnen
Richard Clogg, A concise history of Greece (Cambridge, 1992)
Edward Seymour Forster, A Short history of Modern Greece 1821-1945 (Cambridge, 1986)
John Koliopoulos en Thanos Veremis, Modern Greece: A history since 1821 (Chichester, 2009)
Afbeeldingen:
Koning George I. Via Wikimedia Commons [Public Domain]
Kinderen van Constantijn I. Via Wikimedia Commons [Public Domain]