Hugo de Groot: Het wonder van Holland
“Het staat ieder volk vrij met ieder ander volk contact te leggen en met dat volk handel te drijven.” Met Mare Liberum legde Hugo de Groot de grondslag voor het vrijehandelsprincipe en in De iure belli ac pacis formuleerde hij de richtlijnen voor het volkenrecht. Vanwege zijn grote invloed op het internationale rechts wordt Hugo de Groot door moderne rechtsgeleerden beschouwd als een van de grootste juristen ooit.
Hugo de Groot, ook wel bekend onder zijn Latijnse naam Hugo Grotius, werd geboren op 10 april 1583 te Delft. Hij was de oudste zoon van Aaltje Fransse van Overschie (1561-1643) en Johan de Groot (1554-1640), een dichter, musicus, politicus en van 1591 tot 1595 burgemeester van Delft. Gedurende zijn jeugd ontpopte Hugo de Groot zich al snel tot een bijzonder goede leerling. Zo kon hij op zijn achtste levensjaar al dichten in het Latijn en werd hij op elfjarige leeftijd toegelaten tot de universiteit van Leiden.
Gezantschap naar Frankrijk
Vanwege de politieke connecties van zijn vader begaf Hugo zich al op jonge leeftijd in hoge kringen. Zo maakte hij in 1598 op 15-jarige leeftijd onderdeel uit van een gezantschap naar Frankrijk dat onder leiding stond van Johan van Oldenbarnevelt. Hier kwam hij in contact met de Franse koning Hendrik IV, die volgens de overlevering zo onder de indruk was van de jonge Hugo dat hij hem ‘le miracle de la Hollande’ (het wonder van Holland) noemde. Bovendien verwierf De Groot datzelfde jaar zijn doctoraat in het kerkelijk- en wereldlijk recht aan de universiteit van Orléans, waardoor hij bij zijn terugkeer in Den Haag in 1600 direct een advocatenpraktijk kon beginnen.
Mare Liberum
In 1607 werd Hugo de Groot benoemd tot advocaat-fiscaal van de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland. Een jaar later trad hij in het huwelijk met regentendochter Maria van Reigersberch (1589-1653), met wie hij uiteindelijk drie zonen en een dochter zou krijgen. In 1609 beleefde De Groot vervolgens één van de hoogtepunten van zijn carrière met de publicatie van het boek Mare Liberum.
Hierin formuleerde hij het vrijhandelsprincipe, dat De Groot zelf als volgt omschreef: “Het staat ieder volk vrij met ieder ander volk contact te leggen en met dat volk handel te drijven”. De verhandeling was met name gericht tegen een bepaling van paus Nicolaas V, die de Spanjaarden en Portugezen in 1455 het alleenrecht op de handel met Azië en Amerika had toegezegd.
Godsdiensttwisten
Na verloop van tijd richtte De Groot zijn aandacht echter steeds meer op de aangelegenheden binnen de Republiek, waaronder de uitbraak van de godsdiensttwisten tussen de remonstranten en de contraremonstranten. De Groot sloot zich, evenals Van Oldenbarnevelt, aan bij de eerste groep, maar deze moest tijdens de Synode van Dordrecht (1618-1619) het onderspit delven. Prins Maurits, een contraremonstrant, liet beide mannen vervolgens arresteren. Van Oldenbarnevelt eindigde op het schavot en De Groot werd wegens landverraad ontheven uit al zijn functies en veroordeeld tot levenslange opsluiting in de staatsgevangenis van Slot Loevestein.
Ontsnapping uit Slot Loevestein
Ondanks de veroordeling tot landverrader kreeg Hugo de Groot wel toestemming om zijn schrijverswerk in zijn cel voort te zetten. Zo begon hij in deze periode aan één van zijn latere grote werken, de Inleydinge tot de Hollantsche rechtsgeleertheit (1631). Om zijn studie mogelijk te maken ontving de Groot regelmatig een grote kist met boeken, die later dan weer teruggebracht werd naar Gorinchem. Door deze gang van zaken kwam Maria, de vrouw van Hugo, na verloop van tijd op een idee. Ze gaf haar echtgenote opdracht om te oefenen met het enkele uren doodstil zitten in kist, waarna De Groot op 22 maart 1621 op legendarische wijze wist te ontsnappen uit Slot Loevestein.
Recht van oorlog en vrede
Na zijn ontsnapping vluchtte Hugo de Groot naar Frankrijk, waar hij van de Franse heerser Lodewijk XIII een koninklijke toelage toegewezen kreeg. Dit stelde Hugo de Groot in staat om zonder financiële zorgen verder te werken aan zijn studies. Het resulteerde in 1625 in de publicatie van zijn meest invloedrijke werk, De iure belli ac pacis (over het recht van oorlog en vrede). Hierin beargumenteerde de jurist dat er bepaalde algemene rechtsregels van kracht waren omtrent oorlogshandelingen. Zo moest er altijd een geldige reden zijn voor een oorlogsverklaring en was het van belang dat beide partijen altijd alle noodzakelijke stappen namen om snel weer tot een vredesverdrag te komen.
Laatste jaren in Parijs
In 1631 probeerde Hugo de Groot terug te keren naar de Republiek, maar omdat hij weigerde gratie te vragen werd er opnieuw een arrestatiebevel uitgevaardigd. De Groot keerde daarop terug naar Parijs, waar hij van 1633 tot 1644 actief was als Zweeds gezant aan Frankrijk. Aan het eind van deze periode werd hij teruggeroepen naar Zweden. Daar leed zijn schip tijdens het oversteken van Stockholm naar Lübeck in 1645 echter schipbreuk. De Groot kwam uiteindelijk veilig aan wal, maar kwam vanwege uitputting op 28 augustus 1645 alsnog te overlijden. Volgens de overlevering waren zijn laatste woorden ‘door veel te begrijpen heb ik niets bereikt’.
Leestip:
Juristen die schreven en bleven – Nederlandstalige rechtsgeleerde klassiekers. Pro Memorie 21 (2019) 2
Redactie: Louis Berkvens , Paul Brood en Georges Martyn
Uitgeverij: Verloren
ISBN: 9789087048488
Winkelprijs: €29,-
Bestel Juristen die schreven en bleven