Jodenvervolging in Hongarije
Op 27 mei 1529 werden dertig joden op de brandstapel gezet in de Hongaarse stad Perzinok. Het was niet de eerste keer dat de leden van de Joods-Hongaarse gemeenschap met geweld om het leven werden gebracht door de christelijke Hongaren. De joden in Hongarije waren eeuwen daarvoor in Hongarije terecht gekomen en werden meermaals vervolgd.
Joden in Hongarije
Het is onduidelijk wanneer de eerste joden zich precies vestigden in het huidige Hongarije. Volgens de overlevering liet koning Decebalus van Dacië, nu Roemenië, hen voor het eerst toe in de eerste eeuw na Christus. Er zijn meerdere teksten uit die periode gevonden waaruit de aanwezigheid van joden in de Oost-Europese regio blijkt, maar of ze zich daar permanent hadden gevestigd blijft onduidelijk. Het eerste historische bewijs van joden in Hongarije werd geleverd door een brief over koning Jozef van de Khazars uit 960 n.Chr. De eerste joden in Hongarije stichtten kleine dorpen en hielden zich strikt aan de joodse wetten en gewoonten.
Koning Koloman van Hongarije
In de elfde en twaalfde eeuw vernieuwde koning Koloman van Hongarije het zogenaamde Szabolcs decreet. Door middel van dit decreet verbood hij het in dienst hebben van christenen voor joden en mochten de joden niet in bisschoppelijke steden wonen. Toen de kruisvaarders in diezelfde eeuwen over het continent trokken, kregen de joden in geheel Europa het flink te verduren. De wreedheden die de joden ondergingen zorgden ervoor dat veel joden uit alle windstreken van Europa met hun bezittingen richting Hongarije trokken. Ze waanden zich veilig in Hongarije omdat koning Koloman zich uitsprak tegen de kruistochten. De grootschalige immigratie van rijke joden zorgde er echter voor dat Koloman de financiële transacties tussen joden en christenen ging reguleren en controleren.
Synode van Ofen
Onder het bewind van koning Ladislaus IV werden de rechten van de joden in Hongarije in de dertiende eeuw verder ingeperkt. Op de synode van Ofen in 1279 werd afgekondigd dat elke jood in de publieke ruimte een rode doek op het bovenlichaam moest binden. Zo waren zij herkenbaar voor hun christelijke zakenpartners.
Privileges
De omstandigheden van de joodse bevolking in Hongarije verbeterden in de veertiende eeuw, toen de joden meer privileges en vrijheden kregen en er werd geluisterd naar hun klachten. Deze lijn zette zich voort in de veertiende eeuw onder het bewind van opeenvolgend Albert (1427-1439), Ladislaus Posthumus (1453-57) en Matthias Corvinus (1458-90). Maar na de dood van Corvinus werden alle bezittingen van de joden afgepakt en werden zij vervolgd. Na een periode van vervolging zochten de Hongaarse joden toevlucht bij de Habsburgse keizer Maximiliaan en kregen zij aan het begin van de zestiende eeuw kortstondig bescherming.
De brandstapel
Na de nederlaag van 1526 door de Hongaren tegen de Ottomanen bij de Slag bij Mohacs, werd het koninkrijk opgeslokt door de Ottomanen en de Oostenrijkers. Een aantal joden werden gedeporteerd richting Turkije en degenen die probeerden te vluchten werden hardhandig vervolgd.
Onder de Oostenrijkse bezetters ging het ze al evenmin goed af. Twee Hongaarse edelen konden hun schulden niet afbetalen aan de joden, waarvan ze veel geld geleend hadden. Om van de schuldeisers af te zijn, beschuldigden ze daarom de joden van de moord op een jongen, waarvan het lijk onlangs was gevonden. Er werden dertig joden gearresteerd en die werden gemarteld tot ze schuld bekenden. Op 27 mei 1529 werden ze in de Hongaarse stad Pezinok op de brandstapel gezet, waarna een gruwelijke dood volgde. Wat meespeelde in de overtuiging dat de joden schuldig waren, was het idee dat de joden na al die eeuwen nog steeds verantwoordelijk waren voor de kruisiging van de christelijke Messias, Jezus Christus. Zij zouden christenen vermoorden als bloedoffer voor het Joodse paasfeest Pesach.
Jodenvervolgingen in de jaren erna
Het geweld tegen- en de vervolging van de joodse bevolking in Hongarije en de rest van Europa heeft nog eeuwen lang voortgeduurd. Tijdens de Holocaust, echter, onderscheidden vele Hongaren zich met pogingen hun joodse landgenoten te redden van de ondergang. Hun pogingen zouden tevergeefs zijn. Van de 800.000 Hongaarse joden overleefden slechts 80.000 de nazi-bezetting.