Duitsers stormen Nederland binnen
Op 10 mei 1940 ontwaakte Nederland in oorlog. De vrees werd bewaarheid, Duitsers vielen het land binnen. Na 5 dagen strijd versloegen zij de Nederlandse verdedigers en bezetten het land.
Tanks met oranje vlaggetjes
Aanvankelijk gingen de Duitsers ervan uit dat Nederland, net als Denemarken en Noorwegen, weinig verzet zou bieden. Het Arische broedervolk zou vanzelf van mening zijn dat een Duitse inval het land verder zou helpen. Om de Nederlanders te overtuigen van hun goede bedoelingen reden sommige Duitse tanks rond met oranje vlaggetjes en portretten van de koningin. Bovendien hadden de Duitsers weinig verwachtingen van het Nederlandse leger.
Antieke karabijnen
De Nederlanders strijdkrachten waren er minder goed aan toe dan hun Duitse tegenstanders. Vooral het wapenarsenaal liet te wensen over. Nederlandse soldaten moesten het doen met voornamelijk verouderde karabijnen. De spaarzame mitrailleurs waren zwaar, moeilijk te verplaatsen en verraadden al gauw de locatie van de schutter. Het Nederlandse leger had geen noemenswaardig aantal tanks en de tanks die er waren, waren slechts licht. Hetzelfde gold voor het luchtafweergeschut, dat vaak relatief licht was. Wel waren er veel particuliere bedrijven die in de aanloop naar de oorlog zelf luchtafweergeschut hadden gekocht om bijvoorbeeld grote fabriekscomplexen te beschermen.
Net als de wapens en de uniformen dateerden de strijdopvattingen nog van de Eerste Wereldoorlog. Het Nederlandse leger was statisch en ingesteld op een stellingenoorlog waarbij vanuit vooraf gebouwde bunkers en loopgraven werd gevochten. Hoewel veel Nederlandse soldaten al in 1939 waren gemobiliseerd, waren veel van hen maar matig getraind. Een groot deel van de tijd die de soldaten op hun posten doorbrachten, was besteed aan het bouwen van de stellingen. Aan oefeningen met verplaatsen van grote groepen soldaten, logistiek en andere samenwerkingen, was men maar weinig toegekomen.
De Duitsers, daarentegen, hadden vanaf de jaren 1920 vorderingen gemaakt in mobiele oorlogvoering, waarbij tanks en infanterie samenwerkten en zich -in Nederlandse ogen- razendsnel verplaatsten en vochten vanuit geimproviseerde posities. Voor het Duitse leger was de aanval op Nederland slechts een zijtoneel. Voor operatie Fall Gelb, zoals de invasie door de Duitsers genoemd werd, stuurden zij slechts 50.000 militairen naar Nederland. Voor een groot deel waren dat reservisten uit de zogeheten 'dritte welle', oudere, minder zwaar bewapende en minder goed getrainde soldaten. Wel werden er als versterking een aantal goed bewapende eenheden van de SS meegestuurd en 16.000 luchtlandingstroepen. Een nieuw legeronderdeel dat nog nauwelijks was ingezet. De Duitse missie bestond vooral uit het zo snel mogelijk veilig stellen van de meest rechterflank van het Duitse leger, dat tegelijk ook Frankrijk, Luxemburg en België aanviel.
Nederlandse verdediginstellingen
Het invasieleger, onder leiding van Von Küchler, bevond zich echter tegenover 350.000 Nederlandse soldaten. Zij hadden op papier een gedegen verdelingsplan opgesteld. De verdedigers bemanden een eerste serie stellingen langs de IJssel en de Peel , op de grens van Limburg en Brabant. Een tweede verdedigingslinie moest de Duitsers stoppen langs de Grebbelinie, tussen Utrecht en Gelderland. Noord-Holland en Zuid-Holland, tenslotte, werden als vanouds beschermd door de waterlinie. De bedoeling was om net zolang tegenstand te beiden, totdat de Britse en Franse bondgenoten zouden arriveren. Aan dat plan zat echter één groot nadeel: de belangrijkste verdedigingslinies van het Nederlandse leger sloten niet goed aan op de belangrijkste verdedigingslinies van het Belgische leger. De belangrijkste linie van Nederland, de Vesting Holland, kwam in de verste verte niet in de buurt van de Belgische stellingen, maar volgde de loop van de grote rivieren. Dat betekende in de praktijk dat als de verdedigingslinie in het oosten van Noord-Brabant doorbroken werd, de troepen zich achter de rivieren zouden terugtrekken. Brabant zou open zou liggen voor de aanvallers en eventuele versterkingen die vanuit het zuiden zouden komen, zouden zich op eigen houtje door de aanvalsmacht heen moeten vechten om de Nederlandse troepen te hulp te komen.
Duitse operatie mislukt
De Duitsers handelden snel. Ze braken door de IJsel- en Peellinie en rukten op naar volgende Hollandse stelling bij de Grebbeberg. Ondertussen hadden Duitse para’s een spectaculair plan in gedachten. Zij wilden landen rond Den Haag, daar het regeringscentrum overmeesteren en de koningin gevangen nemen. Deze operatie ging evenwel de mist in. De paratroepers raakten verspreid en konden geen hechte eenheid vormen. De vliegtuigen die versterking moesten brengen, zakten bij het landen weg in de drassige weidegronden en werden daarna onder vuur genomen. Nederlandse soldaten vormden vaak geïmproviseerde eeheden en weerstonden de Duitse paratroepers, maakten veel krijgsgevangenen en verscheepten meer dan 1200 van hen naar Engeland. Een andere Duitse aanval met paratroepers had wel succes. Zij veroverden de vrijwel onbeschadigde bruggen bij Moerdijk en Dordrecht en wisten de Maasbruggen in Rotterdam te veroveren. Ook wisten zij het strategisch gelegen Noordereiland in Rotterdam in handen te krijgen. Hier werden zij onder vuur genomen door het Korps Mariniers dat zich in felle straatgevechten rondom de bruggen in Rotterdam staande wist te houden.
Slag om de Grebbeberg
Terwijl op 10 mei de Duitse parachutisten vrijwel meteen in de problemen raakten, boekte het Duitse leger op veel andere plekken terreinwinst. In het noorden en zuiden van Nederland werden de eerste linies vrij snel doorbroken. Dat op een aantal plaatsen de Duitse opmars traag ging, was vooral te danken aan veel bruggen die opgeblazen werden. Het Nederlandse leger verzette zich op veel plaatsen achter dijken en kanalen, maar dat verzet was vaak te slecht gecoördineerd, en te klein om de Duitse opmars écht tot staan te brengen. De focus van de Nederlandse verdediging lag immers in de grote vooraf gebouwde linies zoals de Grebbelinie. Daar maakten de verdedigers zich op voor het gevecht, terwijl zij al bestookt werden door de beruchte Duitse Stuka duikbommewerpers. Vooral bij de Grebbeberg, waar de waterlinie nog niet helemaal onder water stond, vielen de Duitsers aan. De aanval kostte echter meer moeite dan verwacht. Nadat een bestorming was afgeslagen probeerden de Nederlanders zelf een tegenaanval te doen, maar daarbij werd het grote gebrek aan training en coordinatie bij de Nederlandse troepen zichtbaar. De tegenaanval liep stuk op vriendelijk vuur, het artilleriegeschut van de Wehrmacht en de superieure gevechtskwaliteiten van de Waffen-SS. Uiteindelijk raakte de munitie op en de verdedigers uitgeput. Op 13 mei vielen de Duitsers grootschalig aan. De frontale bestorming door Wehrmachtsoldaten werd in eerste instantie afgeslagen, maar nadat beter getrainde SS-troepen meededen, begon de verdediging gaten te vertonen. Op meer en meer plekken kwamen Duitse soldaten in de Nederlandse loopgraven terecht en hoewel de Nederlandse -vaak dienstplichtige- soldaten zich in man-tot-man gevechten tot het uiterste verzetten, was duidelijk dat de Nederlanders in de Grebbelinie een nieuwe aanval niet konden weerstaan. Nadat de avond viel, werd een schijnverdediging opgezet om het te laten lijken dat de linie nog bemand was, waarna het grootste deel van de troepen naar het westen terugtrok. In drie dagen tijd waren er in een gebied van nauwelijks zes vierkante kilometer honderden doden en duizenden gewonden gevallen.
Kornwerderzand
In Friesland bereikten de Duitsers op 13 mei de Afsluitdijk. Bij de stelling van Kornwerderzand, aan het oostelijke einde van de Afsluitdijk, werden de eerste Duitse verkenningseenheden tot staan gebracht door de Nederlandse verdediging, de Nederlandse bunkers hielden het tegen de Duitse artilleriebeschietingen en bombardementen vanuit de lucht. De Koninklijke Marine schoot de soldaten op het land te hulp en bestookte de Duitse troepen vanuit zee met succes. Door de bombardementen ontstonden al snel verhalen over honderden doden die bij de gevechten gevallen zouden zijn. In werkelijkheid was het aantal slachtoffers klein. De Duitsers hadden al snel door dat een aanval op de bunkers over de smalle open dijk alleen maar op zinloos bloedvergieten zou uitlopen en ze trokken zich terug tot buiten bereik van de Nederlandse kanonnen.
Evacuatie van Breda
In het zuiden was op 10 mei de belangrijkste linie in de Peel al snel doorbroken. Evenwel kwamen de Franse troepen vanuit België te hulp. De meest vooruitgeschoven Franse eenheden bereikten al snel Breda. Omdat verwacht werd dat er om de stad fel gevochten zou gaan worden, werd de stad en grote delen van de omgeving grotendeels geëvacueerd. 50.000 mensen moesten op stel en sprong huis en haard verlaten. De evacuatie liep uit op een chaotisch tafereel. Duizenden inwoners van de stad kwamen tussen de oprukkende Franse soldaten terecht. Tientallen kwamen om in de chaos toen Duitse bommenwerpers de oprukkende Franse legerkolonnes bestookten. Anderen wisten veilig België te bereiken, maar moesten daar nóg eens vluchten. Sommigen van hen kwamen vluchtend tot diep in Frankrijk terecht en konden pas lang nadat Breda door de Duitsers veroverd was weer naar huis komen.
Echter, tot grote gevechten om Breda kwam het niet. De Fransen hadden nauwelijks de tijd om goede verdedigende posities in te nemen in Nederland, terwijl het Duitse leger razendsnel oprukte. Niet alleen in het noorden van Nederland, maar ook in België en Noord-Frankrijk boekten de Duitsers succes en het risico bestond dat de Franse troepen in Nederland ingesloten raakten als de Duitse tanks verder naar het zuiden zouden doorbreken. Voordat het tot een grote confrontatie kwam, trokken de Fransen zich weer naar het westen terug. De hoofdmacht van het Nederlandse leger was daardoor op zichzelf aangewezen achter de waterlinie en de grote rivieren.
Nederland capituleert
Hoewel Nederland op papier nog zou kunnen vechten achter de waterlinie, was de uitslag in de avond van 13 mei wel duidelijk. De Duitse parachutisten hadden het zwaar en velen waren gevangengenomen, en bij Kornwerderzand waren de Duitsers tot staan gebracht, maar verder dreigde het Nederlandse leger elk moment te bezwijken. In Den Haag kreeg koningin Wilhelmina het advies de stad te verlaten. Ze ging naar Hoek van Holland om aan boord te gaan van een Engels marineschip. Na veel tegenstribbelen, de koningin wilde eigenlijk de strijd leiden, deed ze dat op 14 mei. Het schip zou naar Zeeland gaan, maar onder druk van de Duitse luchtmacht werd dat Engeland. Eerder was het kabinet al naar Engeland uitgeweken, samen met de koninklijke familie. Hitler werd desondanks ongeduldig. Hij had verwacht dat Nederland binnen enkele uren zou zijn ingenomen. Inmiddels waren er dagen voorbijgegaan en de capitulatie was nog steeds niet getekend. De Führer besloot tot drastische maatregelen. Zijn luchtmacht bombardeerde op 14 mei het centrum van Rotterdam en dreigde hetzelfde te doen met de binnensteden van Amsterdam, Utrecht en Haarlem. Op 15 mei gaf Nederland zich over aan de nazi’s. In Zeeland gingen de gevechten nog een paar dagen door. Hier werd pas op 17 mei de overgave getekend.
Meer lezen? In ons dossier over de Tweede Wereldoorlog delen we wat van de meest tragische en spraakmakende verhalen tijdens en rondom de Tweede Wereldoorlog.
Leestip:
Heijplaat in verzet – Oorlogsgetuigenissen uit het gebied rond de Rotterdamse Waalhaven
Auteur: Jean-Philippe van der Zwaluw en Joop van der Hor
Uitgever: Verloren
ISBN: 9789087041595
Prijs: €29,–
Bronnen:
- Historien.com mei-1940-feiten-en-misverstanden
- H. Van der Horst, De vaderlandse geschiedenis, van de prehistorie tot nu.
Afbeeldingen:
- Bundesarchiv, Bild 146-1969-125-75 / CC-BY-SA 3.0 [CC BY-SA 3.0 de], via Wikimedia Commons