Duitsland kreeg hulp – maar dit was niet vanzelfsprekend
We are going to win the war, and we are going to win the peace that follows.’ Met deze woorden sprak de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt op 9 december 1941 zijn bevolking moed in. De Verenigde Staten hadden Japan de oorlog verklaard na de aanval op Pearl Harbor twee dagen eerder; op 11 december volgden de oorlogsverklaringen tussen Duitsland en de VS. Ruim drie zware jaren volgden. Na de overwinning was het een dringende vraag, hoe te voorkomen dat Duitsland in de toekomst weer een wereldoorlog zou kunnen ontketenen. Lennaert van Heumen bespreekt de rol die het Marshallplan hierin speelde.
Voor Roosevelt was het duidelijk: Duitsland was na de Eerste Wereldoorlog veel te zacht aangepakt. Ook al was het land bestraft en werd het verplicht tot herstelbetalingen, het Verdrag van Versailles (1919) had de macht van Duitsland niet gebroken en evenmin was het omgevormd tot een vredelievende natie. Deze tragische fouten zullen niet herhaald worden, ditmaal buiten we de overwinning ten volle uit, beloofde Roosevelt al tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij wilde Duitsland dermate resoluut aanpakken dat het nooit meer een gevaar zou vormen voor de wereldvrede. Roosevelts minister van Financiën Henry Morgenthau Jr. stelde in 1944 daarvoor een plan op. Het ging uit van de volledige demilitarisering en de-industrialisatie van Duitsland. De belangrijkste industriegebieden met veel natuurlijke grondstoffen, zoals het Ruhrgebied, moesten permanent onder internationale controle komen. De economische macht van Duitsland zou gebroken worden door het in tweeën te delen en door een aantal Duitse gebieden te laten annexeren door Polen, de Sovjet-Unie en Frankrijk.
De Engelse premier Winston Churchill was het met Roosevelt eens dat Duitsland omgevormd moest worden van een industrieel naar een hoofdzakelijk agrarisch land. Maar zowel binnen de Engelse als de Amerikaanse overheid riep het radicale Morgenthauplan felle weerstand op. Minister van Oorlog Henry L. Stimson en zijn collega op Buitenlandse Zaken Cordell Hull meenden dat het rampzalig zou uitpakken: deze doelbewuste poging om wraak te nemen op de Duitsers en ze op economisch vlak te onderdrukken, zou alleen maar ‘bitterness and suffering’ opleveren en het Duitse volk juist aanzetten tot een nieuwe oorlog. Dat economische strafmaatregelen averechts werken, was naar hun mening de echte les van het Verdrag van Versailles.
IG Farben ontbonden
De angst dat het verzet van de Duitsers versterkt zou worden door het ‘moorddadige plan van de Jood Morgenthau’, zoals de Duitse minister van Propaganda Joseph Goebbels het noemde, zorgde er voor dat Roosevelt de beslissing voor zich uit schoof. Hij overleed voor het eind van de oorlog; een van de redenen waarom het Morgenthauplan nooit officieel beleid is geworden. De gedachte erachter vormde echter wel de inspiratie voor de economische maatregelen in het deel van Duitsland waarover de VS na de oorlog de scepter zwaaiden. Duitsland werd na de capitulatie opgedeeld in vier geallieerde bezettingszones. In de Amerikaanse zone was democratisering een speerpunt, maar denazificatie, demilitarisering en economische restricties voerden de boventoon in alle bezettingszones. Zo hadden de geallieerden in juli 1945 tijdens de conferentie van Potsdam afgesproken om de Duitse industriële productie van bijvoorbeeld staal en kolen, sterk te beperken. Een ander belangrijk doel was het ontbinden van grote Duitse industriële ondernemingen en kartels, zoals IG Farben, vanwege de rol van deze conglomeraten in de Duitse oorlogsindustrie.
Generaal Lucius Clay waarschuwt
Het willen breken van de economische macht van Duitsland bleek echter grote nadelen te hebben. Zeker in de winter van 1946-1947 ontstonden grote voedsel- en brandstoftekorten en ging het economische herstel van West-Europa minder snel dan gedacht. Binnen de Amerikaanse regering groeide het besef dat een krachtige Duitse economie en in het bijzonder een sterke Duitse industriële productie cruciaal waren voor het herstel van de gehele West-Europese economie, en daarmee de Europese handel met de VS. Bovendien waarschuwde de militaire gouverneur vande Amerikaanse bezettingszone, generaal Lucius D. Clay, in het voorjaar van 1946 al dat de stagnerende wederopbouw niet alleen het democratiseringsproces in Duitsland in gevaar bracht, maar ook kon leiden tot een aanwas voor de communistische partijen. Aangezien in de sterk geïndustrialiseerde Amerikaanse en Britse bezettingszones onvoldoende voedsel geproduceerd kon worden en de Sovjet-Unie leveranties uit het agrarische Oost-Duitsland verbood, zagen de Amerikanen en Britten zich genoodzaakt om de rantsoenen in hun zones te verlagen. Door de restricties op de Duitse industrie en export konden de Duitsers zelf geen voedsel importeren. Er kwamen ook nog eens miljoenen Duitse vluchtelingen uit Oost-Europa.
Clay vreesde dat de groeiende humanitaire crisis chaos en sociale onrust in de hand zouden werken, waarvan de communisten konden profiteren. De vier bezettingsmachten konden het echter niet eens worden over een mildere aanpak van de Duitse industrie: Moskou weigerde hieraan mee te werken. De toenemende onenigheid tussen de Sovjet-Unie en de drie Westerse bezettingsmachten over de toekomst van Duitsland zou in 1949 leiden tot de opsplitsing in de westers georiënteerde Bondsrepubliek en de door Moskou beheerste DDR in het oosten.
Marshall, Truman en Stalin
Het rehabiliteren van de voormalige vijand lag gevoelig bij de Amerikaanse bevolking, maar politici in de VS gaven prioriteit aan het dempen van het communisme in Europa. Minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall en zijn adviseurs kwamen met de oplossing: de politieke en economische integratie van Europa, inclusief voormalige agressoren Duitsland en Italië. Op deze manier zou een economisch sterk Duitsland geen gevaar vormen en zich zelfs kunnen ontwikkelen tot een krachtige bondgenoot in de Koude Oorlog. Dit inzicht was in 1947 de drijfveer van het Marshallplan, waarmee de Amerikanen hun restricties op de Duitse industrie beëindigden en het land financiële hulp voor de wederopbouw gingen bieden.
Zoals de Amerikaanse regering al had verwacht, weigerde Stalin het hulpaanbod. Vandaar dat het Marshallplan goed past in het buitenlandbeleid van president Harry S. Truman, de containmentpolitiek, die er vanaf 1947 op gericht was om met financiële en desnoods militaire interventies de macht van de Sovjet-Unie en het communisme in te perken. Deze strategie maakte het helpen van de overwonnen vijand Duitsland tot een logisch besluit. Het was desalniettemin een historische primeur en gezien de eerdere Amerikaanse ideeën over de toekomst van Duitsland geenszins vanzelfsprekend.
Lennaert van Heumen is als docent Politieke Geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen gespecialiseerd in de vroege Koude Oorlog.
Dit artikel is ook gepubliceerd in de extra dikke special van over het Marshallplan in Geschiedenis Magazine nummer 4 van 2022. Dat nummer kan je hier nabestellen.