Marie Stoppelman: de Joodse arts die noodgedwongen voor Josef Mengele werkte
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam het getatoeëerde nummer 82325 tevoorschijn onder Marie Stoppelmans doktersjas. Dit nummer was een blijvende herinnering aan haar tijd in vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, waar ze alleen kon overleven door assistente te worden van de beruchte kamparts Josef Mengele.
Marie Stoppelman in Amsterdam aan het begin van de Duitse bezetting
Marie Rosamunda Henriëtte, geboren op 22 mei 1914, werd huisarts in Amsterdam nadat ze haar studie geneeskunde aan de universiteit afrondde. Op 1 mei 1941 legde de bezetter echter een werkverbod op aan Joodse artsen, waardoor Stoppelman gedwongen was haar praktijk aan huis te sluiten. Ze vond daarna tijdelijk werk in het Portugees-Israëlitisch Ziekenhuis. Een jaar later kon ze deels weer aan de slag, ditmaal als medische hulpverlener voor Joodse patiënten die nog doorbehandeld mochten worden.
Maar in diezelfde periode, in de zomer van 1942, namen de razzia’s en de nachtelijke invallen in Nederland toe. Stoppelman zag hoe haar collega-artsen werden weggevoerd en hoe patiënten vanuit hun ziekenbedden in Duitse overvalwagens werden geladen. Ze besloot niet af te wachten en dook samen met haar twee jaar oudere broer Theodoor onder.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
De onderduik
Marie en Theodoor Stoppelman stapten op 9 september 1942 apart van elkaar in de trein naar Ede. Na vier onderduikadressen gehad te hebben, vonden ze in november hun uiteindelijke onderdak op de bovenverdieping van de Wolfswaard, een afgelegen boerderij aan de Rijn in Wageningen, aangeboden door de tweelingzussen Eltien en Neeltje Krijgthe.
Maar wat aanvankelijk bescherming leek te bieden, bracht geleidelijk steeds meer gevaar met zich mee. De Wolfswaard werd namelijk ook het hoofdkwartier van een belangrijke verzetsgroep, onder leiding van Jan Roekel. De groep hield vergaderingen, bewaarde wapens en had een radiozender waarop proefuitzendingen werden gehouden, allemaal onder hetzelfde dak waar Marie en haar broer schuilden. De activiteiten van het verzet maakten de schuilplaats steeds gevaarlijker, en de onderduikers bedachten een vluchtplan. Bij onraad zou iemand van het verzet met de bezem tegen het plafond bonken om de twee onderduikers te waarschuwen. Marie en Theodoor Stoppelman zouden dan snel wegglippen door de balkondeur, de trap afrennen en zich in de struiken verstoppen totdat de kust weer veilig was. Het plan werkte, bij meerdere invallen van de Sicherheitspolizei wisten Marie en Theodoor op deze manier aan de Duitsers te ontkomen.
Op 20 mei 1944 ging het toch mis. De tweelingzussen Eltien en Neeltje hoorden om vijf uur ’s ochtends een auto stoppen voor de boerderij, maar vluchten bleek op dat moment onmogelijk. De balkondeur aan de zuidkant was van buitenaf vergrendeld en de plank op zolder, die eerder als alternatieve route naar de schuur diende, was vastgeschroefd. Angstige minuten volgden terwijl ze als ratten in de val zaten. De SD arresteerde zowel de twee zussen als Marie en Theodoor. Neeltje en Eltien werden naar kamp Vught afgevoerd, terwijl Marie en Theodoor naar Westerbork werden gestuurd en daarna op transport naar Auschwitz werden gezet. Wie in mei 1944 de ontsnappingsroutes blokkeerden, is nooit bekend geworden.
Het leven in vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau
Toen Marie en Theodoor in juni 1944 in Auschwitz aankwamen, was de massamoord daar op het hoogtepunt, waarbij dagelijks duizenden mensen linea recta vanuit de treinen naar de gaskamers werden geleid. Marie en Theodoor leden dit lot niet, zij werden van elkaar gescheiden. Theodoor werd geselecteerd voor werk en bleef achter in Auschwitz I, terwijl Marie te voet naar Auschwitz-Birkenau vertrok, het vernietigingskamp drie kilometer verderop. Onderweg kreeg ze advies om bij aankomst in het kamp te zeggen dat ze arts was. Toen Marie Stoppelman zich meldde bij de kampleiding, werd ze aangesteld als chef van het laboratorium in de ziekenboeg van het vrouwenkamp in Auschwitz-Birkenau. Hoewel dit weinig voorstelde vanwege het gebrek aan medicijnen en de erbarmelijke toestand van de patiënten, realiseerde ze zich na enkele weken dat de genezing van mensen niet haar voornaamste taak was.
Haar leven in het kamp veranderde namelijk toen een knappe, slanke dertiger haar barak binnenliep en zich voorstelde als haar chef: kamparts Josef Mengele. Mengele zag het kamp als zijn persoonlijke laboratorium, waar hij zonder belemmeringen kon experimenteren met de gedwongen medewerking van Joodse artsen. Marie Stoppelman was een van deze Joodse artsen en werd geacht Mengele te assisteren.
Onder leiding van Josef Mengele
Marie Stoppelman moest toekijken terwijl Mengele talloze wreedheden beging, wetende dat niet meewerken haar het leven zou kunnen kosten. Ze was aanwezig toen Mengele zoveel bloed aftapte bij gevangenen dat die bewusteloos raakten en ze zag de verschrikkelijke complicaties na bloedtransfusies met verkeerde bloedgroepen. Ze moest daarnaast preparaten maken voor beenmergpuncties die Mengele onhandig en zonder verdoving uitvoerde. Ook ving Stoppelman de verzwakte vrouwen op nadat ze waren gesteriliseerd, geïnjecteerd met petroleum of blootgesteld aan hoge doses röntgenstraling.
Mengele stond daarnaast bekend om zijn selecties. Marie verklaarde na de oorlog dat als Mengele zijn SS-uniform verruilde voor een witte doktersjas en gepoetste laarzen, iedereen wist wat er ging gebeuren. Deze selecties vonden plaats in de ziekenboeg, tijdens een appèl en bij de aankomst van nieuwe treinen op het perron. Stoppelman herinnerde zich na de oorlog dat Mengele altijd deuntjes floot alsof hij er plezier in had, terwijl hij nieuwkomers met een licht handgebaar naar de gaskamers of het werkkamp stuurde. In slechts enkele maanden zag Stoppelman hoe Mengele honderden vrouwen vanuit hun ziekbed de dood in joeg.
Na de oorlog legde Stoppelman meerdere getuigenverklaringen af tegen Mengele, waarin haar machteloosheid steeds duidelijker werd. Haar leven was als Russische roulette. Ze wist nooit wanneer ze een fout maakte en wanneer Mengele haar zou laten afvoeren richting de gaskamer.
De bevrijding
Marie Stoppelman ontsnapte uiteindelijk aan de wreedheden van Mengele en werd op 27 januari 1945, rond drie uur ’s middags, bevrijd door het Rode Leger. Elf dagen eerder hadden de nazi’s het kamp geëvacueerd en de overlevenden gedwongen op dodenmars gestuurd. Vanwege de tuberculose die ze had opgelopen, was Stoppelman te zwak om mee te lopen en werd simpelweg achtergelaten, samen met duizenden andere vrouwen, in het kamp waar de lijken in de sneeuw lagen.
In een Pools ziekenhuis herstelde ze na de bevrijding langzaam. Nadat ze een gedetailleerde verklaring aflegde tegenover een Poolse onderzoekscommissie over haar tijd in Auschwitz-Birkenau, keerde Stoppelman in juli 1945 terug naar Nederland. Haar broer Theodoor keerde daarentegen nooit meer terug.
Marie Stoppelman na de Tweede Wereldoorlog
Terwijl Nederland na de bevrijding feestvierde, voelde Marie Stoppelman nauwelijks vreugde. Telkens dacht ze terug aan haar tijd in Auschwitz, die in de zomer van 1945 allesbehalve ver weg leek. Van de 107.000 gedeporteerde Nederlandse Joden keerden slechts 5200 terug, en zij was een van hen. En van de 87 Joodse artsen die werden gedeporteerd, keerden er slechts 14 terug, waaronder Marie Stoppelman. Deze harde realiteit, zo verklaarde ze later, dreef haar om een uitmuntende arts te worden. Stoppelman specialiseerde zich daarom als kinderarts en vertrok in 1953 naar Boston, waar ze samenwerkte met vooraanstaande hoogleraren op het gebied van kinderkanker en taaislijmziekte. Tegen het einde van de jaren zestig werd ze benoemd tot lector aan de Universiteit van Amsterdam en tot chef clinique op de afdeling kindergeneeskunde in het Amsterdamse Binnengasthuis.
In diezelfde periode werkte ze samen met justitie om de kampbeulen veroordeeld te krijgen. Ze legde tot 1973 uitgebreide verklaringen af tegenover Poolse, Nederlandse en Duitse rechters en advocaten over haar tijd in het vernietigingskamp. Haar grootste hoop was dat de grootste beul die ze ooit had gekend, Josef Mengele, veroordeeld zou worden. In 1959 leek het er even op dat dit zou gebeuren toen de Duitse justitie een arrestatiebevel uitvaardigde voor Mengele, die op dat moment in Brazilië verbleef. Uiteindelijk leidde dit echter niet tot een daadwerkelijke arrestatie.
Uit een van de verklaringen bleek dat naarmate Stoppelman ouder werd, ze het steeds moeilijker vond om haar kampherinneringen te verdringen. Ze bleef daarom ook ongetrouwd en kreeg nooit kinderen, omdat ze haar trauma niet aan hen wilde doorgeven. Haar hoop dat Mengele ooit werd gearresteerd, groeide echter met de dag. In 1985 werden stoffelijke resten gevonden op een kleine begraafplaats, waarvan werd gezegd dat het van een man was die tijdens het zwemmen aan een hartaanval of beroerte was overleden. Pas toen de zoon van Mengele zeven jaar later zijn DNA afstond, werd bevestigd dat het inderdaad om Mengele ging. Tegen die tijd leed Marie Stoppelman echter aan de ziekte van Alzheimer. Zodoende kreeg ze niets meer mee van deze ontwikkeling. Marie Stoppelman overleed in 1992.
Bronnen:
- Volkskrant: De Nederlandse arts die voor Mengele moest werken
- joodsamsterdam: Marie Rosamunda Henriëtte Stoppelman
- Volkskrant: Marie Stoppelman en de beul van Auschwitz
- NRC: Joodse arts van Mengele
- Omroep Gelderland: Joodse onderduikers woonden pal boven hoofdkwartier Wagenings verzet