Geleidelijk aan is na de Tweede Wereldoorlog de scharensliep uit het straatbeeld verdwenen.
Verdwenen beroepen
Het zeepziedersambacht verdween in de 19e eeuw nadat massale fabrieksproductie het werk overnam. Wat deed een zeepzieder?
Van 1902 tot de Tweede Wereldoorlog waakte de stationsjuffrouw over de veiligheid van jonge vrouwen, vanuit zowel feministische als conservatieve motieven.
Een oliemannetje is een bijnaam voor mensen die zich inspannen om moeizame onderhandelingen vlot te trekken. Vroeger was olieman een heus beroep.
Toen de wekker nog niet was uitgevonden, bestonden er porders die je wakker maakten door met een stok op de deur of het raam te tikken.
Alhoewel je ze soms 's zomers nog wel tegen komt, is het beroep van de parlevinker vrijwel uitgestorven. De parlevinker verkocht vanaf zijn boot goedereren
Hofnarren waren hooggeplaatste personen aan een adellijk hof omdat ze iedereen konden vermaken met grappen en mensen voor gek konden zetten.
Vóór de elektrische straatverlichting, werkten de straatlantaarns op olie of kaarsen. Die moesten elke avond worden aangestoken door de lantaarnopsteker.
Voor het tijdperk van de fax en de email werden telegrammen gebruikt om snel berichten naar personen ver weg te sturen.
De trekschuit werd door paarden door de kanalen van de stad getrokken. Maar soms werd de trekschuit ook door mensen voortgetrokken: de trekschuitjager.
Door de digitalisering zijn er veel nieuwe beroepen bijgekomen, maar er zijn er ook veel verdwenen. Het vak kvan letterzetter is zo'n verdwenen beroep.
Het beroep van de kolenboer was tot de jaren 60 nog bekend onder het volk, terwijl hij met paard en wagen langs de huizen ging.