De moord op Willem van Oranje
Het is misschien wel de beruchtste gebeurtenis uit de Nederlandse geschiedenis: de moord op Willem van Oranje. De kogelgaten zitten nog in de muur van het trappenhuis van de Prinsenhof in Delft, iedere basisschoolleerling kent de naam van de moordenaar en er bestaat al anderhalve eeuw een felle discussie over de laatste woorden van de beroemde Vader des Vaderlands. Wat gebeurde er ook alweer in deze belangrijke episode uit de Tachtigjarige Oorlog?
Filips verklaart Van Oranje vogelvrij
In 1580 verklaarde de Spaanse koning Filips II, die ook over de Nederlanden heerste, Willem van Oranje vogelvrij. Van Oranje, prins van Nassau, had zich in de jaren daarvoor opgeworpen als leider van de Nederlandse Opstand tegen de Spanjaarden. Het verzet tegen de Spaanse overheersing kwam vooral voort uit onvrede over de hardhandige onderdrukking van protestanten, die volgens de katholieke kerk ketters waren. In het zogenaamde Banedict dat Filips uitvaardigde, beschuldigde hij Willem van Oranje van hypocrisie, bedrog, en onnodig oproerkraaien. Hij verklaarde hem vogelvrij, wat betekende dat Van Oranje onbestraft vermoord mocht worden, en loofde bovendien een hoge prijs uit aan de moordenaar. Na de publicatie van het Banedict werden er vergeefs verschillende pogingen ondernomen om de prins te vermoorden.
De moordenaar: Balthasar Gerards
Balthasar Gerards was omstreeks 1557 geboren, kwam uit het Vrijgraafschap Bourgondië en was een overtuigd katholiek. Nadat hij het Banedict van Filips had gelezen, nam hij zich gedreven door zijn geloof voor om de klus te klaren en Willem van Oranje te vermoorden. Hij bereidde zijn daad zorgvuldig voor en probeerde verschillende keren in de buurt van zijn doelwit te komen. In 1584 werd Gerards tijdens een poging in de buurt te komen van Willem van Oranje tegen zijn zin aangenomen als diens dienstbode en werd uitgezonden naar Frankrijk. Op de terugreis kocht Gerards van het reisgeld twee pistolen van Franse soldaten alvorens hij terugkeerde naar Delft.
Het beste van IsGeschiedenis in je inbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief! Helemaal niks missen? Volg ons op Facebook!
De moord in de Prinsenhof te Delft
Op 10 juli 1584 diende Gerards zich rond het middaguur aan bij de Prinsenhof in Delft, met de mededeling dat hij Willem van Oranje wilde spreken. Nadat Willem van Oranje zijn middagmaaltijd had gegeten en met zijn tafelgenoten de eetzaal verliet, was het moment daar. Gerards schoot de prins van dichtbij in zijn borst en zij. Van Oranje zakte direct in elkaar en overleed ter plaatse. De moordenaar nam direct te benen en vluchtte de Prinsenhof uit, achtervolgd door soldaten en bedienden. Maar helaas: nog voordat hij de stad kon verlaten werd hij in de kraag gevat en gearresteerd.
De beroemde laatste woorden
De dood van Willem van Oranje is een legendarisch verhaal waarvan we niet zeker weten hoe het echt is gegaan. Volgens de overlevering waren zijn laatste heroïsche woorden: ‘Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en dit arme volk!’ Zijn zus Catharina, die bij de moordaanslag aanwezig was vroeg hem vervolgens of hij zijn geest in Jezus’ handen stelde, waarop de prins bevestigend antwoordde. Het stervenstafereel, dat veelvuldig beschreven en afgebeeld is, maakte van de overleden Vader des Vaderlands een man die tot zijn einde aan toe het volk boven zichzelf plaatste en bovendien een vroom christen was. Dat was een perfect propagandamiddel voor de opstandelingen in de Tachtigjarige Oorlog.
Toch bestaat er een felle historische discussie over de vraag of hij die woorden wel echt gezegd zou hebben. Historicus Robert Fruin haalde in de negentiende eeuw al katholieke bronnen aan die beweerden dat Van Oranje de legendarische woorden niet uitgesproken had. Volgens modern onderzoek zou hij op slag dood geweest moeten zijn en had hij geen tijd meer om te praten. Andere historici beweren het tegenovergestelde en vinden bewijs voor de authenticiteit van de laatste woorden in andere bronnen uit die tijd.
Het vonnis: geen beloning, maar de doodstraf
Als Balthasar Gerards echt geloofde dat hij rijkelijk beloond zou worden door Filips II, dan moet zijn terechtstelling een enorme teleurstelling geweest zijn. Hij werd direct gevangengezet en ondervraagd, maar gaf weinig informatie prijs. De schepenen besloten hem daarop te martelen, in de hoop dat hij meer zou vertellen, maar het mocht niet baten. Drie dagen na de moord, op 13 juli 1584, werd Gerards berecht. Het gerecht had bepaald dat de moordenaar ‘als voorbeeld aan anderen zeer rigoureus gestraft moest worden’. Zo geschiedde. Op 14 juli 1584 stierf Balthazar Gerards een verschrikkelijke, langzame marteldood. Zijn gevierendeelde lichaam en hoofd werden nog enkele dagen op verschillende plekken in de stad tentoongesteld en ‘uitgehangen’. Zijn nabestaanden ontvingen uiteindelijk niet de beloofde vergoeding van Filips II.
Bronnen:
- A. van der Lem, De Opstand in de Nederlanden. De Tachtigjarige Oorlog in Woord en Beeld (Nijmegen 2014).
- Historiek, ‘Balthasar Gerards (1557-1584) en de moord op Willem van Oranje’
Afbeelding:
De Moordt des Prinsen van Oranje, tot Delft, in den Jaare 1584. Uit Nederlandtsche jaerboeken en historien van Hugo de Groot, Nederlandse vertaling, 1681. [Public Domain via Wikimedia Commons]