De Terreur tijdens de Franse Revolutie
De Terreur is een van de meest tot de verbeelding sprekende episodes in de Franse Revolutie. Tussen het afzetten van koning Lodewijk XVI in augustus 1792 en de zomer van 1794 werden duizenden vermeende tegenstanders van de revolutie onder de guillotine ter dood gebracht.
Begin van de Terreur
In 1792 raakte de Franse Revolutie in een stroomversnelling. Na de bestorming van de Bastille in 1789 waren de revolutionairen in oorlog geraakt met Pruisen en Oostenrijk. Maar de revolutionaire legers waren niet opgewassen tegen de buitenlandse strijdkrachten en het slechte nieuws dat van het front doorsijpelde, veroorzaakte paniek in de straten van Parijs. In Parijs ging het gerucht rond dat de vijandelijke legers geholpen werden door verraders die de monarchie wilden herstellen. Dat veroorzaakte een aantal uitbarstingen van woede en geweld in Parijs. In augustus 1792 werd het paleis van de Tuilerieën, waar Lodewijk XVI woonde, bestormd en de koninklijke familie werd gevangen gezet. Een maand later trok een woedende menigte langs de gevangenissen van Parijs, onderwijl gevangen edelen en geestelijken lynchend. Tegen het einde van september lukte het de Fransen om de Pruisische en Oostenrijkse legers tot staan te brengen in de slag bij Valmy en er werd een Nationale conventie bijeengeroepen die een republiek uitriep. Frankrijk had een nieuwe regering.
Een revolutionaire noodregering
Daarmee was de chaos nog niet voorbij. De Nationale Conventie was tot op het bot verdeeld over de inrichting van de gloednieuwe republiek en hierdoor verliep de besluitvorming niet altijd soepel. De conventie kreeg het nog wel voor elkaar om Lodewijk XVI te veroordelen voor verraad en hem te laten executeren, maar hierna ging het weer bergafwaarts. De twee kampen in de Nationale Conventie, de ‘girondijnen’ en ‘montagnards’, beschuldigden elkaar van dictatoriale of zelfs royalistische neigingen en hielden elkaar in een politieke houdgreep. De onthoofding van Lodewijk XVI bracht een storm van woede in het buitenland teweeg wat een heropleving van de oorlog betekende. De gebieden die de Fransen na de slag bij Valmy weer hadden kunnen veroveren, raakten ze ook weer kwijt. De dienstplicht die de Nationale Conventie als reactie hierop instelde, veroorzaakte onvrede en oproer onder de laagste klassen van de bevolking, de ‘sans-culottes’. Om deze bedreigingen het hoofd te bieden en de revolutie te beschermen, werd binnen de Nationale Conventie een noodregering gevormd door de Comités van Algemeen Welzijn en Algemene Veiligheid. In eerste instantie kreeg die noodregering ook niet veel voor elkaar. Dat veranderde toen de leider van de montagnards, Maximilien de Robespierre, het voor elkaar kreeg om de sympathie van de sans-culottes te winnen. Met deze steun kon hij in het comité de macht naar zich toe trekken, waardoor het karakter van deze comités flink veranderde.
Titel: | Revolutionair in Brabant, royalist in Holland - Adriaan van der Willigen als toerist in België tussen 1792 en 1827 |
Auteur: | Adriaan van der Willigen |
ISBN: | 9789087042189 |
Uitgever: | Verloren |
Prijs: | €12,- |
Radicalisering en terreur
Robespierre wist het Comité van Algemeen Welzijn te gebruiken om steeds radicalere wetten door te voeren waardoor de noodregering een bijna dictatoriale macht kreeg, met hemzelf aan het hoofd. Door het zaaien angst, ‘terreur’ in het Frans, probeerde de commissie het verzet tegen de revolutie te breken en zo eenheid in het land te forceren. Iedereen die op enige wijze de schijn opriep tegen de revolutie te zijn, liep het risico om opgepakt te worden en veroordeeld te worden door het Revolutionair Tribunaal. Dat tribunaal, dat misdadigers tegen de revolutie moest veroordelen, kreeg door de steeds radicaler en repressiever wordende wetgeving ook steeds meer bevoegdheden. Vermeende tegenstanders van de revolutie konden op basis van vage verdachtmakingen, zoals ‘niet patriottisch genoeg zijn’, worden veroordeeld en geëxecuteerd. Bij die vermeende tegenstanders hoorden ook de tegenstanders van Robespierre in de Nationale Conventie. Edelen, geestelijken, familie van mensen die voor de terreur naar het buitenland waren, maar ook ambtenaren die uit hun dienst ontheven waren, niemand was meer veilig voor de terreur.
Hoogtepunt en einde
In de zomer 1794 bereikte de terreur haar dieptepunt. In juni werd een wet aangenomen die rechters alleen nog de keus gaf tussen vrijspraak en de doodstraf. Naar aanleiding van deze wet begon weerstand tegen Robespierre te groeien, ook binnen de comité. De Franse legers wisten de slag bij Fleurus te winnen, waardoor een grote bedreiging van de revolutie verdwenen was. Hiermee verdween ook de noodzaak voor een noodregering. Het Comité voor Algemeen Welzijn had zoveel bevoegdheden gekregen dat zij begonnen te overlappen met de taken van het Comité van Algemene Veiligheid. Dat veroorzaakte frictie tussen de twee comités en het Comité van Algemene Veiligheid begon te complotteren tegen Robespierre. Uiteindelijk kostten deze complotten Robespierre de kop. Robespierre werd door de Nationale Conventie vogelvrij verklaard en in een nieuwe ronde van executies en rellen in Parijs, die bekend is geworden als de Witte Terreur, werd hij samen met iets meer dan honderd van zijn aanhangers onder de guillotine ter dood gebracht. De nationale Conventie kreeg een groot deel van haar bevoegdheden weer terug.
Bronnen:
J.P. McKay, B. D. Hill, J. Buckler, C.H. Crowston, M.E. Wiesner-Hanks, A history of western society since 1300 (2008)
britannica.com: Counterrevolution and the Reign of Terror, Thermidorian reaction
en.wikipedia.org: Reign of Terror
Alessandro Isoni ‘Fonder la République’. The French National Convention and the revolutionary government (1793–94) Parliaments, Estates and Representation Vol. 34, Iss. 1, 2014